De muts en de dokter

Naar jaarlijkse traditie (n=2) ga ik een weekje met mezelf op campervakantie. Een week digitaal ontgiften en natuur opsnuiven, wandel- en loopschoenen mee en overnachten in het wild. Een eerdere ervaring was prima bevallen, dus ik keek ernaar uit. Dit jaar ging ik voor de duurzame aanpak: ik huurde een elektrisch volkswagenbusje. Qua uitstraling iets minder hippie dan de schattige versie, maar à la.

Na een week van minimaal menselijk contact, zette ik de landing weer in, mijn laatste nacht bracht ik door op een camping. Zo raakte ik aan de praat met mijn buurman, een kampeerder, type ‘glamping’. Zoals gebruikelijk komt dan de wat-doe-jij-in-het-dagelijks-leven-vraag; deze keer was het geen vraag maar een mededeling van de buurman dat hij medisch specialist was, van het snijdende type en dat mocht de hele camping weten. Lange werkweken had hij en één week per jaar ging hij met het gezin kamperen omdat vrouwlief ( 20 jaar jonger) dat prettig vindt. Ik haakte aan op zijn medische achtergrond en vertelde dat ik docent was bij de opleiding geneeskunde.

‘Niks mis met vrouwen hoor, maar er zitten me soms toch mutsen bij’

‘Merendeel vrouwelijke studenten zeker?”, vroeg hij, op een toontje dat niet heel complimenteus was. ‘Het wordt me toch een kippenhok tegenwoordig.’  Mijn actie-reactiebrein draaide op volle toeren en neigde naar de alarmfase. Hij, zich van geen kwaad bewust, ging verder: ‘Niks mis met vrouwen hoor, maar er zitten me soms toch mutsen bij’.  

En toen gebeurde het. Ik werd teruggeflitst naar de tijd dat ik tijdens mijn opleiding tot ‘muts’ werd gedegradeerd. Als arts-assistent liep ik destijds samen met één van mijn bazen naar de OK en hij zei: ‘Kom, muts, die kant op.’ Muts! Ik? Zonder na te denken heb ik toen meteen laten weten dat ik niet gediend was van die term, want die druist namelijk recht tegen mijn vrouwelijke waardigheid in. Ik dacht dat ik die muts-gebeurtenis verwerkt had, maar mijn tachycardie en rood aangelopen gezicht getuigden het tegendeel.

Blijkbaar is de vermenselijking van het woord muts voor mij een superallergeen, van het anafylactische type.  Ik voelde een acute spreekplicht opkomen namens alle zorgmutsen in de hele wereld. Dus heel coach-onwaardig (ik ben tenslotte met vakantie) bracht ik mijn mening, want deze snijder – van het soort Bokito met zeven vinkjes in het kwadraat – moest toch eens op zijn plaats gezet worden. Ik werd namelijk acuut bevangen  door een stinkend aroma van toxisch leiderschap. Zou niemand hem daar ooit op gewezen hebben, tijdens een groeps-IFMS of zo?

”Point taken doc, biertje doen?’

Terwijl ik zogenaamd achteloos -maar zo tachycard als wat- in mijn koffie roerde, begon ik mijn tegenoffensief.

Ik antwoordde droog terug dat deze muts ook chirurg was, gepromoveerd en bla bla bla; mijn hele CV rolde eruit. Ik vroeg wat hem bezielde om vrouwen mutsen te noemen en ik wees naar zijn drie schattige mutsjes-kinderen en hoe hij het zou vinden als zij ook zo gemutst zouden worden. Het gesprek viel stil, lastig, zoals verwacht en ik liep weg.

En daar ging mijn zen-vakantie-gevoel. Dan maar een rondje hardlopen en afkoelen, want dat werd altijd. Nadien even bijtanken bij het barretje, kwam ik hem weer tegen. Maar het moet gezegd, ere wie ere toekomt, hij zei ‘ point taken doc, biertje doen?’ Het was best een gezellige avond, we hebben het niet meer over het werk gehad, gelukkig maar. Het was nog heel even vakantie.

Delen