Een dag heeft maar 24 uur

Het was een gewone werkdag. Start met overdracht om 7.30 uur, in sneltreinvaart visite lopen om dan net iets te laat op het operatiecomplex aan te komen. Operatieprogramma klaar met twee spoedjes tussendoor. Lunch wordt genuttigd al afdalend op de trap; dat gaat prima zolang er vaste consistentie tussen de boterhammen zit.  Vervolgens snel koffie tappen om een commissie tussendoor voor te zitten. Uiteraard koffievlek op net gehaalde witte jas.

Dan ’s middags poli doen, gelukkig goed voorbereid en alle conceptaanvragen eerder thuis vastgelegd. Ik heb het dienstsein niet, dat is prettig, want het lukt nu redelijk om het tijdschema aan te houden. Na de poli volgt nog een overleg met de teamleider en manager van de kliniek. Werkdag mooi op tijd klaar. Ik heb een vrije avond, want geen dienst of andere bijeenkomsten. Ik kan thuis eten met de kinderen om dan aan de huiselijke klusjes te starten, dus ik loop richting garage.

‘Lunch wordt genuttigd al afdalend op de trap’

Daar kijkt hij mij aan met een blik die om aandacht vraagt. Hij begint heel zielig. Zo van ‘je hebt me al de hele week verwaarloosd en je loopt steeds langs mij. Het lijkt wel alsof je me negeert.’

De zielige toon wordt bozer, en luider: ‘Het zou beter zijn als je me wat vaker ziet staan; jij hebt mij ook nodig en dat weet je.’

‘En’, zo gaat hij verder, ‘Ik sta hier niet alleen in hoor; de anderen zijn het ook met me eens.’ Die anderen blijken dan het horloge en de hardloopschoenen te zijn. Dat horloge bromt neerdunkend: ‘Onderproductie, al een hele week lang’ en ‘it is time to get up‘. Hardloopschoenen knikken mee, rollen met de ogen en tieren dat ze het koud hebben en stijf worden.

Ik proef hier een agressief sfeertje. Ik krijg even het gevoel alsof ik in het ziekenhuis ben, want ook daar is tegenwoordig geen dag meer zonder agressie. Agressie door de mensen voor wie we goed proberen te zorgen. Die boosheid richten ze dan tegen mij en tegen alle andere mensen van de zorg die gewoon, zo goed als het kan, voor de ander willen zorgen. 

Ik wil boos reageren, maar gesprekstechnieken en trainingen allerhande hebben me geleerd dat dat niet werkt, anders zit ik zo weer bij de klachtenfunctionaris.

Knap van me, ik tel tot 10, heel snel.

‘Knap van me, ik tel tot 10, heel snel’

Ik focus me volledig op mijn agressor, mijn racefiets. Mijn houding is daarbij open en begripvol, het hoofd een beetje schuin. Ik kijk niet naar het scherm of op de klok.

Ik start met ‘sorry’, want dat woord mag altijd en overal gebruikt worden, mits het gemeend is. Dus geen sorry zoals dat van een puber die niet eens van het scherm opkijkt.

Vervolgens ga ik verder met ‘ik heb je ook gemist’. Oppassen met deze zin, enkel te gebruiken in persoonlijk relationele sfeer, anders wordt het grensoverschrijdend.

Ik ga verder: ‘Ik heb de afgelopen week echt geen tijd gehad om een rondje op je te gaan fietsen’.

En ik weet dat dit fout is, het gaat niet om ’tijd hebben’ maar ‘tijd maken’ en prioriteren. Ik denk hierover na. Tijd ‘maken’ is lastig, want er moet echt heel veel. Het is bovendien schoolvakantie dus er moet met minder poppetjes toch 24/7 hetzelfde werk gedaan worden. Dat wil zeggen dat de poli’s overvol zitten, de pauzeblokjes bestaan allang niet meer, er meerdere overboekingen zijn en het dienstsein overwerkt is. Bovendien is de dienstbelasting hoger in vakantieweken. Er zou dan meer dan 24 uur in een dag moeten zitten.

Dus zeg ik tegen de fiets ‘Ja, ik heb je verwaarloosd’, en mezelf dus ook.

‘Ik negeerde je toen ik naar de wasmachine liep die iets verder staat. Het spijt me echt, ik vind het heel vervelend. Ik heb eigenlijk nu ook geen tijd, maar weet je wat: ik maak tijd voor jou.’

‘Weet je wat, ik maak tijd voor jou’

Ik weet uit ervaring dat dit echt geen opoffering is. Dit leidt naar een win-winsituatie.

Anderhalf uur later: fiets blij en baasje blij, want hoofd leeg gefietst en dus ervaar ik weer ruimte.

Die avond: mijn mails worden zachter van toon, het toetsenbord wordt minder belast door afreagerende vingers en de vergaderingen voor morgen worden beter voorbereid. Ik lees zelfs alle bijlages waarvan een deel niet heel interessant is, maar ach, ik kan het weer aan.

Blik op de klok, 21.30 uur geweest. Nu stoppen. Deze regel is heilig: een uurtje voor het slapengaan wordt het werk uitgezet, anders vergadert mijn hoofd de hele nacht door.  En de fiets, die hangt alweer redelijk tevreden aan zijn haak. Hij zal pas helemaal blij zijn als de ketting weer geolied is, maar daar heb/maak ik nu echt geen tijd voor.

Delen