Populisten en de rest
“Wat hebben de Europese Unie en ons Nederlandse zorgstelsel met elkaar gemeen? Dat beide het perfecte doelwit zijn voor goedkoop populisme, afkomstig van zowel links als rechts.” Dit schreef ik hier een jaar geleden, na de verkiezingen voor de Provinciale Staten. De uitslag viel toen relatief mee: het gezamenlijke stemmenpercentage van SP en PVV was 23,3. Dit was maar nauwelijks meer dan vier jaar daarvoor.
Maar nu schrijf ik na het Oekraïne-referendum, en de uitslag hiervan viel níet mee. Nederlanders, schreef hoogleraar ontwikkelingseconomie Eddy Szirmai in de Volkskrant, konden kiezen tussen goed en fout, en kozen voor fout.
De EU, schreef ik vorig jaar al, is in de eerste plaats een gemeenschap van waarden, zoals parlementaire democratie, onafhankelijke rechtspraak, vrijheid van media, respect voor minderheden, de ‘rule of law’, internationale samenwerking. En de inzet van het referendum was, of het ook de Oekraïners gegund is om zich bij die waardengemeenschap aan te sluiten, via dat verdrag voor associatie; in plaats van blijvende veroordeling tot de invloedsfeer van het Rusland van Vladimir Poetin.
Maar waarden zijn abstracties, en dus makkelijk te overschreeuwen door populisten die altijd wel een incident paraat hebben om hun zaak mee te bepleiten (‘Die gestolen schilderijen!’). En zo is het dit keer helaas gegaan.
Net als de EU belichaamt ook ons Nederlandse zorgstelsel een aantal respectabele waarden, zoals gelijke toegankelijkheid voor iedereen, aandacht voor kwaliteit, en verdeling van lasten naar draagkracht. Maar ook hier is de onderliggende realiteit complex, het gaat immers om zorg. En ligt ook hier dus een ideaal schootsveld voor iedereen die geen boodschap heeft aan grijstonen tussen zwart en wit; of aan de noodzaak van permanent afwegen tussen grotere en minder grote kwaden en tussen grotere en minder grote prioriteiten. Zodat je dan ongestraft kunt roepen, zoals Emile Roemer van de SP, dat ons stelsel ‘natuurlijk voor geen meter deugt’.
Voorlopig zit er over dat zorgstelsel nog geen referendum aan te komen. Maar wat er wel zit aan te komen, zijn de nieuwe Tweede Kamerverkiezingen die uiterlijk volgend jaar maart worden gehouden. En als we op basis van huidige peilingen vooruitkijken naar de mogelijke uitslag daarvan, komen we uit op tegen de 55 van de 150 Kamerzetels voor PVV en SP samen.
Dit is onheilspellend veel, maar maakt gelukkig nog geen meerderheid. Ook volgend jaar zullen we daarom wel weer een nieuwe coalitie krijgen van constructieve centrumpartijen. Waartoe we als het erop aankomt, zoals bij het Oekraïne-referendum, intussen ook GroenLinks mogen rekenen.
Tegelijk kunnen we zien aankomen dat dit breed gedefinieerde centrum electoraal zodanig gefragmenteerd raakt dat alleen een heel brede coalitie een parlementaire meerderheid geeft (ook, heel belangrijk, in de Eerste Kamer.) Dus met VVD en PvdA, de coalitie van nu; maar verder ook D66, CDA, GroenLinks, misschien zelfs de kleine christelijke partijen.
Van dit soort grote coalities wordt vaak gezegd dat die slecht zijn voor de democratie, omdat ze tegenstellingen verdoezelen op een manier die alleen maar de oppositie in de kaart speelt. Maar anno 2017 is er nog maar één politieke tegenstelling die ertoe doet: tussen populisten en de rest. En is samenwerking binnen het midden harder nodig dan ooit.
Ook in het zorgbeleid. Je kunt nu al voorspellen dat de komende regeringsperiode een nieuwe ronde gaat brengen in de inrichting van ons zorgstelsel. Niet in de zin van een disruptie, maar wel belangrijke aanpassingen. De inhoudelijke agenda hiervoor is rond de jaarwisseling al door experts en betrokkenen op hoofdlijnen geschetst, naar aanleiding van ‘tien jaar zorgstelsel’. Met punten zoals: de aanhoudende noodzaak van kostenbeheersing, en de maatschappelijke roep om transparantie en (greep op) kwaliteit. En zoals een antwoord op de vraag: als de zorgverzekeraars blijven tekortschieten in hun rol van stelselregisseur, wie moet dit dan wél gaan doen?
Opnieuw allemaal complexe onderwerpen. Waarbij het juist een voordeel is, als die in breed maar besloten coalitieoverleg worden aangepakt en opgelost, in plaats publieke inzet te worden, zoals bij de artikel 13-kwestie, van politiek getwist tussen centrumpartijen onderling. Zodat populistische stemmingmakerij weer het natuurlijke monopolie wordt van schreeuwers langs de zijlijn zonder invloed op het beleid.
1 reactie
“Blijf van mijn zorgstelsel af”, zo smeekt de heer Vuijsje.
Als hij het heeft over “populistische stemmingmakerij”, en over ” schreeuwers langs de zijlijn” slaat hij de plank volledig mis.
Het feit dat meer dan de helft van de Nederlanders af wil van dit zorgstelsel wordt gemakshalve maar even over het hoofd gezien.
Ook worden initiatieven zoals ” het roer moet om” genegeerd.
Het zal een enkele adviseur wel een paar opdrachten kosten, schat ik.
Maar de wal is bezig het schip te keren.
Hysterisch geschreeuw langs de zijlijn ten spijt.
W.Sanders
25 april 2016 / 08:58