6,7 miljoen kinderen

2015 was niet zo maar een goed jaar, maar het allerbeste jaar ooit – en 2016 wordt nog beter.

Deze statement is niet bedoeld als provocatie. Al het vele dat in 2015 zo goed uitpakte, doet niks af aan al het kwade dat óók gebeurde. Maar dat veel dingen almaar beter blijven gaan, is een niet-betwistbaar feit. Lees bijvoorbeeld dit artikel uit het Amerikaanse maandblad The Atlantic, met als kop 2015: The Best Year in History for the Average Human Being, waaraan de beginalinea van deze blog is ontleend. Ik vraag speciaal aandacht voor wat auteur Charles Kenny schrijft over ziekte en gezondheid. Maar daarnaast gaat het ook over de afname van dodelijk geweld (echt); successen in internationale samenwerking; de voortgaande opmars van democratie; en de dramatische teruggang van extreme armoede, ondervoeding en analfabetisme.

Ik citeer: “The rollout of vaccines over the past several years has saved more lives than ever before. In August came news that there had not been a single case of polio detected in Africa in over 12 months, meaning the disease is now known to exist only in Pakistan and Afghanistan. What used to be a global killer, with 350,000 cases as recently as 1988, is on the verge of extinction. And just since 2000, worldwide cases of measles have dropped by more than two-thirds, saving more than 17 million lives – largely thanks to increased vaccination rates.”

“Meanwhile, the UN reported this year that global child mortality from all causes has more than halved since 1990. That means 6.7 million fewer kids under the age of five are dying each year compared to 1990, after two and a half decades of historically unprecedented progress against childhood illness.”

Dit zijn indrukwekkende cijfers. Maar wat opvalt, is dat het publiceren ervan, en het aandacht ervoor willen trekken, soms gebeurt in een sfeer van gechargeerde polemiek. Dit komt van twee kanten. Neem om te beginnen de ‘tegenstanders’. Die zien, lees bijvoorbeeld dit artikel uit het Engelse dagblad The Guardian, in ieder positief getoonzet bericht over hoe het met onze wereld gaat, een ‘rechtse’ uiting van triomfalisme in post-Koude-Oorlog-tijdperk waarin verderfelijke (want westerse) concepten als vrije marktwerking, globalisering en technologie-optimisme de hele wereld hebben ingelijfd.

Nog los van het feit dat het met het doorzetten van die inlijving nog wel meevalt (of tegenvalt, zou ik zelf zeggen), is dit soort negativistisch anti-geluid toch vóór alles slecht en rancuneus verliezerschap in een wereld die afscheid heeft genomen van de mislukkingen en verschrikkingen van het communisme.

Maar ook zij die wél graag positieve zaken in de schijnwerpers plaatsen, doen dit soms nodeloos gelijkhebberig, vooral in hun kritiek op ‘de media’. Het is intussen een vertrouwd verwijt: die media hebben alleen maar oog voor slecht nieuws, en de rest interesseert ze niet. Maar dit is al te makkelijk. Natuurlijk zijn die jaarlijks 6,7 miljoen minder gevallen van kindersterfte belangrijker dan allerlei incidentele slecht-nieuws-gebeurtenissen waarover dagelijks wordt bericht. Maar je kunt van een krant niet verwachten dat die élke dag opnieuw weer met diezelfde 6,7 miljoen opent. En dat veel ‘dagelijks nieuws’, in de meer enge zin van het woord, naar zijn aard nu eenmaal ‘slecht nieuws’ is, kunnen ook de media niet helpen.

En je kunt nog een stap verder gaan: het probleem ligt eerder bij veel mediagebruikers dan bij de media zelf. Zeker: het is waar, en heel herkenbaar, wat New York Times-columnist Nicholas Kristof afgelopen oktober schreef over het verbijsterende gebrek aan kennis over wat er in de wereld echt aan de hand is. Zo denkt twee derde van alle Amerikanen dat het percentage aardbewoners dat in extreme armoede leeft, de afgelopen twintig jaar is verdubbeld, terwijl dit in werkelijkheid meer dan halveerde.

Maar komt dit nou echt doordat, zoals Kristof schrijft, ‘we journalists are a bit like vultures’ – aasgieren dus, die alleen maar uit zijn op ‘war, scandal and disaster’? Dat lijkt zwaar overdreven. Zeker kwaliteitsmedia brengen regelmatig ook gedegen achtergrondinformatie over positieve trends in de wereld anno nu. Maar lang niet iedere lezer, kijker of luisteraar is hiervoor ontvankelijk. Vaak botst dit met diep ingesleten preconcepties, aangewakkerd door het objectieve feit dat een pessimistische kijk op de wereld een uitstraling geeft van wijsheid en van realisme, en dat je als ‘positieveling’ al gauw risico loopt te worden weggezet als op zijn minst heel naïef.

Veel mensen dragen dus maar al te graag oogkleppen die het zicht op allerlei positiefs benemen, als instrument van ijdelheid en statusmanagement. Maar waar ze hiermee vooral blijk van geven, is benepen desinteresse en nihilisme. Die vele reuzensprongen op weg naar een democratischer, welvarender en gezondere wereld, zijn en worden vooral gemaakt in arme(re) landen ‘ver van ons bed’. En alleen wie authentiek is bekommerd om het lot van miljarden medemensen in vooral Azië, Afrika en Latijns Amerika, staat onbevangen open voor de boodschap van statistieken die vertellen hoe het daar écht met ze gaat.

Delen