Bram kwam er goed vanaf
Buurtgenoot Bram loopt op krukken. “Mijn tweede kunstheup hè.” Bram is pas in de vijftig, maar is nooit volledig hersteld van een val van een steiger. Typisch zo’n Amsterdammer die eens rustig op zijn krukken gaat hangen om je zijn hele verhaal te vertellen. Over hoe vies hij de verpleegkamer vond. Over hoe die ene hechting niet goed gezet was, zodat de wond een beetje open bleef. Het echte probleem voelde ik toen al mijlenver aankomen: een staphylococcus infectie. Maar ik kreeg het hele verhaal. Over hoe de huisarts de boot afhield, hoe zijn vrouw op een zaterdagavond de SEH belt. “Ach, om zo’n beetje vocht moet u zich niet druk maken mevrouwtje, dat hoort er gewoon bij.” Ze gaan maar naar bed, maar zondagochtend wordt Bram in zijn eigen bloed en vocht wakker. Toch maar naar de SEH, die al net zo smoezelig blijkt als de verpleegafdeling. “Oh, maar de dokter is er pas om tien uur meneer, die is zaalronde aan het doen.” Het is half negen. “Maar dit is toch een spoedeisende hulp”, reageert Bram verbaasd. Ja, maar de dokter komt toch echt pas om tien uur. En schaamt zich vervolgens zichtbaar plaatsvervangend voor het feit dat die staphylococcus zo lang onopgemerkt is gebleven.
Bram loopt weer, en mag zijn heup belasten. De kunstheup hoefde er gelukkig niet uit om de wond schoon te krijgen, maar het was kantje boord. Ondertussen discussiëren medisch specialisten over het aanpakken van praktijkvariatie en overleggen ziekenhuizen en zorgverzekeraars over spreiding en concentratie van medisch-specialistische functies. Beide processen kunnen mij niet snel genoeg gaan. Er valt nog wel wat winst te boeken.
Zes weken na Brams opname gaat de telefoon: “Goedemorgen, met de nazorg.” Bram kon er nog om lachen ook.