Buitenlandselectie

Eens in de maand plaats ik hier een aantal links naar opmerkelijke nieuwe ‘leesverhalen’, meer voor in de leunstoel dan voor achter het bureau, afkomstig uit vooral Engelstalige media, over onderwerpen die te maken hebben met gezondheidszorg en gezondheid. (Voor dagelijkse buitenland-updates: volg mij via Twitter @flipvuijsje)

Sinds de verschijning van het eerste nummer in februari 1925, is het weekblad The New Yorker steeds trouw gebleven aan zijn journalistieke uitgangspunten. De belangrijkste hiervan zijn: een brede focus op trends in samenleving, politiek, economie, wetenschap, cultuur en entertainment; intellectueel van hoog niveau; en niet bang voor relatief lange artikelen – maar dan wél perfect geschreven en (vooral) geredigeerd, in een optimale mix van inhoudelijkheid en toegankelijkheid.

De komende maanden stelt The New Yorker een deel van zijn digitale archief tijdelijk gratis open. Reden voor Vox, een relatief jonge Amerikaanse nieuwswebsite met kwaliteitsambities die vergelijkbaar zijn met die van The New Yorker, om een lijst op te stellen van The 10 best New Yorker articles on health care. Meest prominent figureert hierop Atul Gawande, de bekende chirurg én schrijver (over zijn vakgebied) uit Boston, met niet minder dan vier artikelen. Inclusief zijn misschien wel meest bekende en invloedrijke publicatie: Cost Conundrum uit 2009, waarin hij onderzoekt hoe het mogelijk is dat in een stadje ergens in Texas de zorgbestedingen per hoofd van de bevolking twee keer zo hoog zijn als gemiddeld in de VS, zónder dat dit tot betere gezondheidsuitkomsten leidt.

Ook vinden we in die top-10 onder meer Gawandes kritische verhaal Letting Go uit 2010, over de manier waarop in de VS de levenseindezorg is georganiseerd. Verder een vroege waarschuwing, uit 2008 door schrijvend arts/hoogleraar Jerome Groopman, tegen de opmars, in de hand gewerkt door antibiotica-resistentie, van Superbugs (luidt ook de kop boven dit artikel). En uit 2010 een verhaal door staff writer Jill Lepore, The Iceman, over de bizarre wereld van gelovers in ‘cryogenics’, ofwel het invriezen van mensen met het oog op de belofte (over een eeuw of twee te realiseren, denken/hopen ze) van een ‘eeuwig leven’.

Maar ook in het actuele aanbod uit The New Yorker van nu valt veel interessants te vinden over gezondheid en gezondheidszorg, met invalshoeken die lang niet allemaal op alléén de Verenigde Staten betrekking hebben. Een selectie uit de afgelopen maand:

Why Chinese Patients Are Turning Against Their Doctors
Naar aanleiding van een golf van aanhoudend geweld, soms dodelijk, tegen artsen in China, ging journalist Christopher Beam op zoek naar de achtergronden hiervan. Het beeld dat hij schetst, is dat van een zorgstelsel dat op alle mogelijke manieren faalt, totaal niet bij machte is om aan de vraag naar goede zorg te voldoen, en door en door corrupt is. Maar ook: van een zwaar uit de hand gelopen cultuur van aansprakelijkheid, inclusief speciale ‘malpractice mobs’ die je als patiënt en burger gewoon kunt inhuren om een arts of ziekenhuis een hoge schadevergoeding afhandig te maken.

Seeds of Doubt
Al decennia lang is Vandana Shiva uit India een door bewonderaars overal ter wereld vereerde voorvrouw in de strijd tegen genetisch gemanipuleerde gewassen. Hoewel de groene en linkse kringen waarin je de tegenstanders van genetische modificatie vooral aantreft, deels overlappen van het traditionele, progressief-intellectuele lezerspubliek van The New Yorker, weerhield dit het weekblad niet van publicatie van een zeer kritische reportage en analyse over Vandana Shiva. Staff writer Michael Specter zet Shiva’s kruistocht neer als een opeenstapeling van leugens, manipulatie, intimidatie en grootheidswaanzin. En een heel gevaarlijke kruistocht bovendien, omdat die tot nu toe effectief de weg helpt afsnijden naar technologische vernieuwingen in de wereldwijde landbouw die in het levensbelang zijn van juist de allerarmsten.

The Antidote
Dit artikel door staff writer Ian Frazier neemt ons mee naar Staten Island, een van New Yorks vijf stadsdistricten, waar het afgelopen decennium vooral onder (blanke) jongeren een grote toename was in het gebruik van allerlei opioïden, in de vorm van illegaal verkregen receptmedicijnen, en van heroïne. De auteur focust op de verantwoordelijkheid in dezen van de farmaceutische industrie, en op de rol van het steeds vaker ingezette antagonist-middel naloxon(e) dat inmiddels al menig overdoserende gebruiker van een wisse dood heeft gered.

Een van de leuke kanten van The New Yorker, ten slotte, is de moeiteloze vanzelfsprekendheid waarmee wordt geswitcht tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur, tussen ernst en entertainment, tussen fictie/drama en werkelijkheid. Twee voorbeelden hiervan uit de afgelopen maand kunnen hiervoor model staan. Na de dood van Robin Williams publiceerde het blad een persoonlijke herinnering, The Man Who Could Be Anyone, door dokter Oliver Sacks, die de acteur indertijd heeft leren kennen toen die Sacks’ personage vertolkte bij de verfilming, in 1989, van diens autobiografische boek Awakenings. En naar aanleiding van de start van de nieuwe tv-serie The Knick, over een door Clive Owen gespeelde arts in een ziekenhuis in het Manhattan van rond 1900, bracht The New Yorker een mooi artikel, The Real “Knick”, over dokter Sara Josephine Baker (1873-1945). Zij was degenen die als pionierend arts in New York begin vorige eeuw enorm heeft bijgedragen, tegen allerlei klippen op, tot het verbeteren van de abominabele kwaliteit van de hygiëne en gezondheidszorg in de stad.

Delen