Cruijff
Omdat ik bij de uitgever wat mensen ken, heb ik eerst maar even gevraagd: staan er in zijn autobiografie ook dingen die speciaal over het medische gaan? Best wel, was het antwoord. Dus ben ik daarna gaan lezen.
Over de ziekte waaraan hij op 24 maart van dit jaar overleed, over hoe die verliep en hoe hij die onderging, lezen we alleen dat “in [afgelopen] oktober bekend werd dat ik longkanker heb.” Meer niet, ook niet in het nawoord van Jordi.
Ook verder staat er in dit boek maar weinig over gezondheid en ziekte van de schrijver zelf. Dus niets over zijn migraine, waarvoor hij ooit nog werd afgekeurd voor militaire dienst. En ook niets over de blessures uit een professionele spelersloopbaan die duurde van 1964 tot 1984. En als het wél over hemzelf gaat, dan is dat meteen in breder verband.
‘Het is op zulke momenten best handig als je bekend bent’
Zoals zijn dubbele bypass, in 1991 in een ziekenhuis in Barcelona. Die onderging hij zonder enige nervositeit: “Het is op zulke momenten best handig als je bekend bent. Die hartchirurg wist natuurlijk verdomd goed dat de hele wereld aan het meekijken was. Dan weet je van tevoren dat die extra zijn best gaat doen.”
Ook was hij “niet echt verrast toen ik op bijna dezelfde leeftijd als mijn vader hartproblemen kreeg. Ik had me er min of meer op ingesteld. Alleen was er één groot verschil. Dertig jaar later was de medische wetenschap wel in staat het probleem op te lossen.” (Zijn vader Manus overleed in 1959, pas 45 jaar oud.)
Sindsdien heeft Johan Cruijff, tot dan toe een serieuze gebruiker, nooit meer gerookt. En heeft hij ook meteen, typisch Cruijff, die tegenslag en de les hieruit omgezet in iets positiefs. Dat werd de anti-rookcampagne rond zijn persoon, met dat legendarische filmpje waarin hij een laatste pakje sigaretten een doodschop verkoopt.
https://www.youtube.com/watch?v=2g2xnbue_Vc
Dat hij door de jaren heen “steeds meer door de medische wetenschap gefascineerd is geraakt”, kwam in eerste instantie door zijn taakopvatting als coach. “Als spelers in het ziekenhuis belandden, controleerde ik in de operatiekamer of het mes niet in het verkeerde been ging. Om ze op hun gemak te stellen.” Het werd een blijvende interesse. “De meeste chirurgen vonden dat wel mooi, en lieten me bij allerlei soorten operaties aanwezig zijn.” Zo kreeg hij ook zelf – “zeker wat beenoperaties betreft” – een goed inzicht in de materie. En natuurlijk: “Ik kan ook echt genieten van vakwerk door vakmensen.”
Maar kritiek is er vanzelfsprekend ook, we hebben het hier immers over Johan Cruijff. Zoals op een clubarts bij Barcelona die zijn eigen beperkingen niet kende; die een te groot ego had om specialisten in te schakelen die wél verstand van zaken hadden; en die in 1995 persoonlijk Jordi’s knieoperatie verknalde, wat een domper zette op diens verdere voetballoopbaan en waar hij ook nu altijd nog last van heeft. Maar er is ook zelfkritiek: op hoe Johan als Ajax-coach Marco van Basten ondanks een enkelblessure toch een wedstrijd (tegen FC Groningen) liet spelen. Dit met blijvende gevolgen die bijdroegen tot het voortijdig einde van Van Bastens spelersloopbaan.
Je kunt Mijn verhaal ook op nog een andere manier lezen, nog steeds vanuit medisch-professioneel perspectief. Ook topvoetballers zijn ‘professionals’, in dubbele betekenis van dat woord. Ook voetbal is een specialistische discipline, met altijd ruimte en noodzaak tot individuele verbetering. En ook voetbal is tegelijk teamwerk, wat ook zijn eisen en uitdagingen stelt.
‘Juist tegen een specialist moet je nooit zeggen wat hij moet doen’
En voetbal is natuurlijk ook: een kwestie van organisatie. Zowel op het veld, waar Johan Cruijff binnen het elftal alle lakens uitdeelde, al meteen vanaf zijn eerste debuut in het eerste van Ajax (op 15 november 1964 uit tegen GVAV). Maar ook op clubniveau. En ook hierover valt in dit boek veel te lezen, naar aanleiding van Cruijffs ervaringen bij Ajax en Barcelona nadat hij als voetballer was gestopt. In de nieuwe rol van trainer, coach, technisch directeur, en zelfs lid (bij Ajax) van de raad van commissarissen.
Ook dat verhaal is er een van successen, vooral bij Barcelona. Met in 1992 als absoluut hoogtepunt het winnen van Europacup-1 (finale tegen Sampdoria, beslissend doelpunt van Ronald Koeman).
Maar het is ook een verhaal van teleurstelling en frustratie, met steeds die ene zelfde rode draad.
Voetballen is een vak apart, is een zaak voor echte professionals. Dus wat je absoluut nooit mag hebben, maar wat toch altijd weer gebeurt, is dat in voetbalorganisaties op het hoogste bestuurlijk niveau uitsluitend mensen zitten die zelf nooit (top)professional zijn geweest. Maar die zich toch ongeremd bemoeien met dingen waar ze geen verstand van hebben. In de eigen woorden van Johan Cruijff: “Een specialist heeft nu eenmaal zijn eigenaardigheden, maar binnen bepaalde normen moet je hem wel zijn gang laten gaan. Juist tegen een specialist moet je nooit zeggen wat hij moet doen.”
Johan Cruijff, Mijn verhaal – de autobiografie, opgetekend door Jaap de Groot, verscheen vorige week bij Nieuw Amsterdam Uitgevers.