Das ist ja super. Oder…?

De discussie over de volumenorm hadden we eigenlijk alweer een beetje verlaten. We wisten inmiddels: als een medisch specialist voldoende aantallen van een bepaalde ingreep per jaar doet – bijvoorbeeld zeventig – dan is hij daar beter in dan iemand die er maar twintig doet. Maar de volumenorm vervolgens opschroeven naar negentig of honderd heeft geen zin, want daar wordt de uitkomst van de behandeling niet meer beter van.

Tien urologen uit Hamburg hebben daar toch een andere kijk op. Zij doen maar liefst 2200 prostaatkankeroperaties per jaar en daarmee scoren ze significant betere uitkomsten dan waar dan ook ter wereld. Superspecialisatie werkt dus, stellen ze. En het werkt vooral zo goed omdat ze het koppelen aan een zorgvuldig doordacht systeem voor kwaliteitsverbetering, waarin ook de feedback van de patiënt wordt meegenomen.

Dit gegeven zal zeker niet zonder gevolgen blijven. Een Noors ziekenhuis stuurt zijn patiënten voor prostaatoperaties al door naar Hamburg. En de Engelse NHS heeft bij de Londense ziekenhuizen centralisatie van de prostaatkankerzorg afgedwongen, met bijzonder positieve resultaten.

Op zich goede ontwikkelingen. Toch zijn twee kanttekeningen op zijn plaats. De eerste is dat bij veel patiënten sprake is van comorbiditeit. Superspecialisatie mag niet betekenen dat we alleen maar medisch specialisten overhouden die verstand hebben van één ding, maar totaal geen holistische visie meer hebben en bovendien nog te weinig actuele generalistische kennis hebben om in multidisciplinair overleg input van betekenis te kunnen leveren.

De tweede kanttekening is een persoonlijke observatie. Bij het lezen van het bericht over de Hamburgse superspecialisten vroeg ik mij meteen af: hoe lang blijft dit leuk? Hoe hou je je werk interessant als je het reduceert tot één handeling? Wanneer wordt die routine en welke fouten liggen dan juist daardoor op de loer?

Delen