De Fyra naar Groningen
Als het om protonentherapie gaat, gaat er dus niets boven Groningen, weten we inmiddels. Het UMCG heeft als eerste de schaar ter hand kunnen nemen om het lintje door te knippen: de opening van het centrum is een feit en Amsterdam, Delft en Maastricht hebben het nakijken. Zoals we weten heeft de vorige minister van VWS, Edith Schippers, in 2014 toestemming gegeven voor de bouw van vier van zulke centra die samen 2.200 behandelingen per jaar zouden moeten gaan bieden.
De opening van het centrum voor protonentherapie is een feit en Amsterdam, Delft en Maastricht hebben het nakijken
De eerste vraag die nu voorligt is hoeveel patiënten het protonencentrum in Groningen de komende jaren gaat behandelen. Toen twee jaar geleden nog fors werd gesteggeld over de voors en tegens van de komst van die vier centra, herinnerde econoom Marcel Canoy eraan dat in Duitsland sprake was van onbenutte capaciteit: de twee centra daar behandelden vierhonderd patiënten per jaar. En Ben Crul, toen medisch adviseur bij Zilveren Kruis Achmea, waarschuwde in diezelfde tijd () dat Engeland twee klinieken voldoende vond en dat technieken in ontwikkeling waren die een alternatief konden bieden voor protonentherapie.
In het verlengde hiervan is een tweede vraag te stellen bij de opening van het protonencentrum in Groningen. Het UMCG zegt te starten met de behandeling van kinderen met kanker en patiënten met schedelbasistumoren en oogtumoren, maar stelt dat ook andere patiënten met kanker er baat bij kunnen hebben. Dat klinkt vaag. UMCG zal zeker onderzoek gaan doen om hieraan een meer concrete invulling te geven, maar de vraag blijft waarom niet wordt gewacht met de komst van nog drie protonencentra totdat de uitkomsten daarvan bekend zijn. In 2013 zei Crul tegen Medisch Contact: ‘Eén Fyra is genoeg’. Laat het alsjeblieft niet waar worden.