De meerwaarde van Acibadem

Aan de komst van het Turkse ziekenhuis Acibadem naar Amsterdam-Sloterdijk zijn een paar interessante discussies te koppelen.

In de eerste plaats die over spreiding en concentratie in de Nederlandse ziekenhuizen. Eerder deze week discussieerde ik via Twitter met onder anderen @EJJanson over de concentratie van complexe zorg en de gevolgen daarvan voor patiënten, naar aanleiding van de ontwikkeling van het ziekenhuislandschap in Zeeland. “Dus alle patiënten met ASA-III of hoger, veelal minder mobiele bejaarden, gaan dan voor operatie van Walcheren naar Rotterdam?”, wierp Eric Janson als vraag op. Tenzij een investeerder te vinden is die bereid is die achterliggende voorzieningen voor Walcheren beschikbaar te houden wel, antwoordde ik. En die investeerder is Acibadem dus niet, want dat kiest juist voor het concurrentiemodel in een grote stad waar al veel ziekenhuiszorg is.

Het kan blijkbaar prima uit om zorg voor 75 procent van het gangbare tarief te leveren

Dit brengt ons bij het tweede discussieonderwerp, want het werpt de vraag op wat de toegevoegde waarde is van Acibadem. Net als de meeste ongecontracteerde zelfstandige behandelcentra kiest Acibadem ervoor om de lagere vergoeding (doorgaans 75 procent) voor behandeling niet door te berekenen aan de patiënt maar uit eigen zak te betalen. Dat zegt wat over de efficiency van Acibadem en van die ZBC’s. Het kan blijkbaar prima uit om het werk voor 75 procent van het gangbare tarief te doen en de patiënt voor die resterende 25 procent schadeloos te stellen. De achterliggende vraag is dan of die efficiency in de ziekenhuizen ook haalbaar is, met andere woorden: of ziekenhuiszorg 25 procent goedkoper kan. Voor het weer op de agenda zetten van die vraag heeft de komst van Acibadem inderdaad toegevoegde waarde.

Delen