De substitutiepuzzel

Meer zorggebruik in de eerste lijn kan leiden tot minder zorggebruik in de tweede lijn, stelt het Nivel. Hoewel je geneigd bent te denken: ‘Logisch, daar heb je toch geen onderzoek voor nodig’, blijkt het in de praktijk toch complexer te zijn. Want het geldt wel voor de behandeling van astma, COPD en een moedervlek, maar het gaat niet op voor patiënten met diabetes, scheur- of snijwonden en atheroom- of epitheelcystes. Komen patiënten eenmaal in de tweede lijn terecht, dan hebben huisartsen weinig invloed meer op het zorggebruik aldaar, stelt het Nivel. Een zin die voeding geeft aan het aloude verwijt van huisartsen: ‘Als je een patiënt eenmaal doorstuurt naar het ziekenhuis, dan ben je hem kwijt’.

‘Als je een patiënt eenmaal doorstuurt naar het ziekenhuis, dan ben je hem kwijt’

Wat maakt substitutie moeilijk? Op die vraag gaat gastcolumnist Edwin Velzel uitgebreid in op zorgenz.nl. Wat hij schrijft over het probleem dat de ziekenhuizen met substitutie hebben, zal voor iedereen herkenbaar zijn: het strookt niet met de financiële belangen van het ziekenhuis. Of zoals Velzel het schrijft: ze verliezen de feeders en behouden de bleeders. Ter compensatie van die bleeders willen ze toch echt wel wat verdienen.

Maar de vraag is ook of de huisarts altijd zo blij is met de feeders. Want het hangt erg van het beleid van VWS af of ze daar financieel beter van worden. En huisartsen werken ook niet altijd even goed samen om substitutie van zorg in een regio structureel vorm te geven. Bovendien bestaat het risico dat de patiënt die substitutie als ‘goedkopere zorg’ ziet en daar loopt hij niet bepaald warm voor. Misschien is dit laatste probleem nog wel het grootste. De patiënt wil gewoon de beste zorg, maar hij heeft geen idee wat dit is of waar hij het kan krijgen.

 

Delen