De ziekte
Toen ik in 2005 mijn eerste artikelen mocht schrijven voor het tijdschrift De Psychiater kreeg ik te horen: “Dan moet je eigenlijk wel Ver heen van Piet Kuiper hebben gelezen.” Ik las het en was onder de indruk van hoe hij beschrijft wat het betekent om een depressie te doormaken. Zo zijn meer boeken verplichte kost voor medisch journalisten. Het ravijn bijvoorbeeld van journalist Max Pam over zijn CVA, The Eden express van Mark Vonnegut over schizofrenie, en Dansen op de stilte van Ingrid Schouten-Minten over dementie.
Menno Oosterhoff schreef ook een boek, Vals alarm, over leven met een dwangstoornis. Lef vond ik dat van een psychiater, die beroepsmatig mensen met een dwangstoornis behandelt. Maar Max Pam dacht daar anders over. Dat die het geen mooi boek vond is natuurlijk niet erg, maar de zure manier waarop hij het recenseerde getuigde van een kleine geest. Gelukkig diende Oosterhoff hem goed van repliek.
Het is jammer dat Pam zo nadrukkelijk probeerde Oosterhoff in de hoek te zetten. De vraag die hij in zijn recensie opwierp – Kun je tegelijkertijd patiënt en psychiater zijn? – is interessant genoeg voor een inhoudelijke discussie. Pam suggereert dat dit niet kan. Maar als je de lijn daarvan doortrekt, betekent dat feitelijk dat een psychiater die zelf een geestesziekte krijgt zijn BIG-registratie moet inleveren, net als een oncoloog die door kanker wordt getroffen. Solide onderbouwing geeft Pam niet, en ik denk ook niet dat die er is. Sterker nog: het is dat het zo onsympathiek klinkt, maar anders zou je bijna wensen dat iedere arts een keer de ziekte doormaakt waarvoor hij zijn patiënten behandelt. Maar misschien doen veel artsen dit in hun kwaadste dromen ook wel, en maakt juist het inlevingsvermogen dat hieruit voortvloeit hen tot goede dokters.
5 reacties
Dank voor deze column. De vraag of je je beroep als arts kunt uitoefenen als je een aandoening hebt is inderdaad heel interessant. Als je er even over nadenkt is het antwoord vrij simpel. Ja, zolang het maar niet interfereert met je werk. Maar Pam lijkt wel de weg kwijt te raken omdat het een psychische aandoening betreft. Je weet nooit hoe het brein werkt, zegt hij, misschien draag ik het wel over. Nu weten we zeker niet alles van het brein maar wel dat een dergelijke overdracht van een dwangstoornis niet mogelijk is.
Max Pam vindt psychische aandoeningen kennelijk eng. En dat vind ik weer eng.
Menno Oosterhoff
16 juni 2017 / 11:12Max Pam is met zijn column inderdaad door de mand gevallen als eng. Hij had zich in de materie moeten verdiepen of zijn mond moeten houden.
Frank van Wijck
16 juni 2017 / 11:17Hoi Frank, dat inlevingsvermogen is zeker relevant. En ook de professionele variant daarvan: opleiding en gerichte nascholing. Dat elke arts ook zelf de ziekte door moet maken, laten we dat inderdaad maar in dromenland laten
Anton Maes
16 juni 2017 / 13:53Natuurlijk mag je Max Pam kwalificeren als iemand die bij tijd en wijle nogal nadrukkelijk lijdt aan ‘Randstedelijke Überheblichkeit’. Ik las zijn commentaar op ‘Vals Alarm’ en twijfelde voor een moment of er wellicht ook sprake kon zijn van in cynisme gedrenkte ironie.
Ooit las ik Ver Heen en het bevestigde wat ik al van dichtbij had gezien. Zoals bij een oud-collega van toen nog Ciba-Geigy. Hij was een tijd uit beeld geweest en vertelde over zijn depressie.
Weken, maanden had hij zich elke morgen uit bed gehesen om daarna de rest van dag en avond doodstil op het puntje van de bank te zitten. Te apathisch om zelfmoord te plegen, zoals hij zelf zei. Tot die totale inertie zomaar opklaarde en hij weer op pad ging om pillen te verkopen.
Artsen, die openlijk schrijven over hun ziektes, het lijkt erop dat vooral psychiaters daarvan de wegbereiders zijn. Mooie uitzondering is de Franse cardioloog Olivier Ameissen die zijn alcoholgebruik (ik zoop me regelmatig in coma) verwoordde in ‘Le Dernier Verre’, een beetje fantasieloos vertaald in ‘Het einde van een verslaving’. Daar was moed voor nodig.
Tijdens de introductie van Campral had ik gemerkt hoe gevoelig alcoholisme bij dokters lag. Misschien kwam het door mijn standaardvraag: ‘Enig idee hoeveel alcoholisten je in je praktijk hebt?’
Het antwoord daarop ontaardde vaak in verhullende humor. Humor als afleidingsmanoeuvre klonk zo: ‘Weet je wat de definitie van een alcoholist is? Nou, dat is niemand die meer drinkt dan zijn dokter.’
Wat me echter bijbleef, is die ene huisarts. Hij schrok zichtbaar toen ik het hem vroeg, maar herpakte zich, boog zich vervolgens over zijn bureau zo ver mogelijk naar voren, ondertussen een priemende wijsvinger plaatsend tussen onze gezichten en zei: ‘Van één weet ik het heel zeker, mijnheer Scholten.’
Maar psychiaters waren toen al jaren mijn favoriete groep.
Niets interessanter dan de medemens met een rafelrand. Tijdens die contacten overal in het land ontstond bij mij geleidelijk een beeld. Ik verwoordde het ooit zo: ‘Ik ken geen groep artsen die zo de gestoordheid van zijn patiënten nodig heeft om zich zelf enigszins normaal te wanen.’
Met dit soort uitspraken maak je vrienden, waarbij natuurlijk de vraag op zijn plaats is: wat is dan wel normaal? En draagt juist die kwalificatie niet alles in zich van een doekje voor het bloeden van waarachtig onderliggend lijden!
Lang leve een begripvol thuisfront, zullen we maar zeggen.
Joep Scholten
16 juni 2017 / 14:13Wat je zegt: niets interessanter dan een medemens met een rafelrand. Of om met Simon Carmiggelt te spreken: “Ooit een normaal mens ontmoet? En, beviel het?”.
Frank van Wijck
16 juni 2017 / 14:51