De zoekende inspectie

De Inspectie voor de Gezondheidszorg probeert op verschillende manieren het patiëntenperspectief te betrekken bij haar toezicht op de zorg, maar slaagt daar tot op heden maar mondjesmaat in. Dit blijkt uit het onderzoek waarop Renée Bouwman (Nivel) recent promoveerde aan de Universiteit van Tilburg en waarover Skipr bericht. Het toezicht op de kwaliteit, zo vindt de patiënt, is toch vooral een zaak voor de Inspectie, de zorgaanbieders en de minister.

Maar dit is niet het hele verhaal, zo blijkt bij verdere bestudering van wat Bouwman onderzocht. Er is iets anders aan de hand, namelijk dat de patiënt voor het bepalen van wat kwaliteit van zorg is naar andere dingen kijkt dan de Inspectie. Die weegt vooral de klinische aspecten, terwijl de patiënt een veel bredere kijk op de zaak heeft.

De patiënt blijkt vooral behoefte te hebben aan uitkomstindicatoren

In een reactie onder het bovengenoemde nieuwsbericht op Skipr wijst Mauk van Heemstra terecht op de manier waarop Machteld Huber positieve gezondheid heeft gedefinieerd. De Inspectie worstelt blijkbaar nog om een toetsingskader te ontwikkelen dat aansluit bij de wens van de patiënt om daarmee rekening te houden. Net zoals de medisch specialisten lange tijd hebben geworsteld met de ontwikkeling van procesindicatoren, om er vervolgens achter te komen dat de patiënt vooral behoefte bleek te hebben aan uitkomstindicatoren.

De medisch specialisten zijn nu de omslag aan het maken om hun kwaliteitsbeleid beter te laten aansluiten bij wat de patiënt daarvan verwacht. Als de Inspectie wil slagen in haar steven om de patiënt actiever bij haar werk te betrekken, zal zij in haar toezichtbeleid dezelfde omslag moeten maken.

Delen