Dementie en COVID-19
Hoe goed is goed nieuws? Bij het gisteren bekend geworden bericht dat ouderen minder risico lopen op dementie is die vraag nog niet zo eenvoudig te beantwoorden. Het risico dat iemand dement wordt is nu 13 procent kleiner dan tien jaar geleden, blijkt uit onderzoek onder ruim 49.000 mensen van 65 jaar en ouder. Dat is mooi.
Tegelijkertijd is nog heel veel onduidelijk. De wetenschappelijke verklaring bijvoorbeeld. Onderzoeker Frank Wolters noemt wel enkele opties: de aanpak van hart- en vaatziekten en het feit dat steeds meer mensen een hoger opleidingsniveau hebben. Beide verklaringen klinken logisch. Het voorkomen van hart- en vaatziekten, beperkt de schade aan de hersenen. En hersenen trainen helpt om een reserve op te bouwen tegen slijtage ervan op latere leeftijd. Als het eerste waar is, is het een indicatie dat investeren in preventie waardevol is. Als het tweede waar is, geeft het voeding aan de opvatting dat investeren in onderwijs wellicht efficiënter is dan investeren in meer zorg om mensen gezondheidswinst te bieden.
‘Doet COVID-19 het positieve nieuws rond dementie bij ouderen teniet?’
Maar zijn we er dan? In de berichtgeving komt één woord niet voor dat de laatste tijd alles in de zorg overheerst: corona. In een recent interview stelt de Amsterdamse hoogleraar neurologie Philip Scheltens (sorry betaalmuur) dat hij niet uitsluit dat COVID-19 het ontstaan van dementie in de hand werkt. Het feit dat anosmie een vroeg verschijnsel is van COVID-19 – net als bij neurodegeneratieve ziekten – doet vermoeden dat de nervus olfactorius het virus een toegangspoort biedt tot de hersenen, stelt hij. Als dat waar is – onderzoek volgt uiteraard – kan het goede nieuws van nu wel eens een betrekkelijk korte houdbaarheidstermijn blijken te hebben.