Doe het zelf

Onlangs was ik weer in het Openluchtmuseum in Arnhem. Hier kan ik mij ongegeneerd onderdompelen in nostalgische gevoelens, en ritjes maken in de trammetjes die in mijn kindertijd door Den Haag reden.

De historische gebouwen in het museum zijn min of meer per provincie gerangschikt. In het stukje Friesland – toen een rijke provincie – vind je bijvoorbeeld een prachtige kop-hals-rompboerderij en een op stoom werkende zuivelfabriek. Drenthe was veel armer en dat zie je aan de gebouwtjes.

We hebben het hier over de tijd waarin ‘armoede’ geen deelgebieden had zoals energie-armoede, menstruatie-armoede, vervoersarmoede. Arm was gewoon arm, en niet zelden doodarm. Een plaggenhut, eigenlijk niet meer dan een overdekte kuil in de grond met wat armzalige meubeltjes erin. In vergelijkbare krotten woonden tot in de jaren 50 van de vorige eeuw hele gezinnen.  En er huisde een schooltje in. Afkomstig uit Lhee, een plaatsje vlak bij Dwingeloo.

Alleen in de winter als er op het land geen werk was, gingen de kinderen naar school. En dan nog niet eens allemaal – dat kwam pas met de leerplichtwet van 1901. De bewoners van Lhee hebben hun school zelf gesticht in de tweede helft van de 18e eeuw en zij betaalden ook de onderwijzer. Pas veel later nam de gemeente dat over.

De onderwijzer kreeg een karig loon, maar kon mee-eten met de boeren in de buurt en wat bijverdienen door op het land te werken, of schoolspullen zoals pennen en papier te verkopen. De burgers van Lhee wilden dat hun kinderen leerden lezen en schrijven en rekenen. Ze namen het heft in eigen hand, en stichtten een school. Burgerinitiatief avant la lettre.

‘De onderwijzer kreeg een karig loon, maar kon mee-eten met de boeren in de buurt’

Er was niemand die zei dat je niet zomaar een school kunt beginnen. Er was ook niemand die hun vertelde dat hun schooltje niet aan de eisen voldeed. Die eisen bestonden niet. En zo kreeg Lhee een schooltje: een goed-genoeg schooltje, waardoor de kinderen in elk geval leerden lezen en schrijven, en een beetje rekenen. Lhee was trots op zijn school.

Als je nu een school wilt beginnen, is dat heel anders. Het is niet verboden, zeker niet, we hebben vrijheid van onderwijs, maar je moet door heel veel hoepels springen om een school erkend te krijgen. En door nog veel meer hoepels om geld van de overheid voor die school te ontvangen.

Wanneer we naar de zorg kijken, zie je iets vergelijkbaars. Zorgaanbieders, van universitaire centra tot fysiotherapeuten, van huisartsen tot verpleeghuizen, ze moeten allemaal voldoen aan een groot en steeds groeiend aantal regels en voorwaarden. Deels direct van de overheid, deels gevolg van overheidsbeleid dat de bekostiging van de zorg aan zorgverzekeraars, gemeenten en zorgkantoren heeft uitbesteed. Want ook die kunnen niet zonder regels.

Dat alles leidt tot een uitgebreide bureaucratie, waar de een de ander druk bezig houdt. Neem voor de aardigheid eens wat beleidsregels van de NZa door. Deze bijvoorbeeld: Beleidsregel normatieve huisvestingscomponent (nhc) en normatieve inventariscomponent (nic) geestelijke gezondheidszorg, forensische zorg en langdurige zorg – BR/REG-24117

In gruwelijk Nederlands gesteld proza, met een gedetailleerdheid die je doet snakken naar een stevige borrel. Terwijl regels an sich niet verkeerd zijn. Wanneer je elk jaar 100 miljard uitgeeft aan zorg is het niet onredelijk om te verlangen dat dat geld rechtmatig en liefst ook doelmatig wordt besteed.

‘De regels vermenigvuldigen zich ongehinderd’

Maar de regels vermenigvuldigen zich ongehinderd. Iedereen doet eraan mee, terwijl bijna iedereen er ook last van heeft. In het zorgtuintje heeft iemand Japanse duizendknoop geplant – leek een goed idee, mooie plant, leuke bloemetjes, weinig onderhoud nodig – en nu overwoekert de plant alles.

De overheid realiseert zich geleidelijk dat het niet mogelijk is aan de toekomstige zorgvraag te voldoen. En ziet als mogelijke oplossing de regeldruk te doen afnemen en de burgers meer zelf te laten doen, zodat de druk op de professionele zorg afneemt. Diezelfde overheid maakt het vrijwel onmogelijk om als particulier in de zorg aan de slag te gaan.

Iedereen komt aanhollen om zich ermee te bemoeien: je moet een vergunning, een VOG, een diploma, nog een diploma, een contract met zorgkantoor, gemeente, zorgverzekeraar. Of niet, natuurlijk, maar dan moet je maar zien hoe je je rekeningen betaald krijgt.

Zorgkantoor, gemeenten en zorgverzekeraars zitten helemaal niet te wachten op kleine initiatieven. Dat past slecht in de declaratiesoftware. De burger die met ideeën komt, wordt geconfronteerd met een ontmoedigingsbeleid.

‘Het idee dat de overheid burgers ondersteunt en aanmoedigt lijkt verder weg dan ooit’

De overheid wil dat we het zelf gaan doen, maar smoort ieder initiatief onder een deken van elkaar vaak tegensprekende regels. De man die zowel zijn moeder als zijn schoonmoeder in een mantelzorgwoning op eigen terrein wilde onderbrengen, kan erover meepraten. Het idee dat de overheid burgers ondersteunt en aanmoedigt lijkt verder weg dan ooit.

Dit is een schizofrene situatie. Zorgaanbieders klagen steen en been over de regels en de tijd die het kost om alles te verantwoorden maar maken zelf veel eigen regels – na ieder incident weer een paar extra. De beroepsgroepen laten zich wat dat betreft niet onbetuigd. De overheid wil misschien wel van die regels af, maar wil tegelijk tot in detail controle houden over wat er gebeurt in de zorgverlening. Iedere improvisatie, iedere handelingsvrijheid wordt onmogelijk gemaakt. Dat zijn tegengestelde wensen. We zeggen het een, we doen het ander.

Je zou bijna terugverlangen naar vorige eeuwen waarin de overheid de burgers misschien ook niet steunde, maar in elk geval niet hinderde. En de plaggenhutten op de koop toe nemen.

Delen