Dr. Nick
“I know more about drugs than you do.” Wie dit anno 2016 tegen zijn dokter zegt, kán in principe gelijk hebben. De kenniskloof tussen artsen en (hoogopgeleide en verstandige) patiënten is tegenwoordig kleiner dan vroeger. Maar dit citaat dateert uit 1974, toen er nog geen internet was om zelf dingen te researchen; en werd gedaan door een patiënt die hoger opgeleid noch verstandig was.
Aanleiding was een poging van zijn dokter om een stelletje schadelijke pillen stiekem te vervangen door placebo’s. Grote ruzie was het gevolg – maar dit keer nog niet zódanig uit de hand lopend als een jaar later gebeurde, op tournee in North Carolina. Elvis had toen kiespijn en moest naar de tandarts, en dokter Nick ging voor alle zekerheid mee. Toen de tandarts even de behandelkamer uit was, wilde Elvis meteen diens medicijnkast plunderen, wat opnieuw tot ruzie met zijn protesterende lijfarts leidde.
Die avond in het hotel was Elvis nog hier nog steeds boos over, en bleek hij bij een hernieuwde woordenwisseling ineens een kleine Beretta in zijn hand te hebben. Dat die vervolgens ook echt afging, was waarschijnlijk per ongeluk. Maar de van een stoel terugkaatsende kogel vloog wél tegen de borst van dokter Nick. En dat dit niet meer dan een schram veroorzaakte, was vooral een kwestie van geluk.
Gisteren overleed in Memphis, Tennessee, doctor George Nichopoulos, 88 jaar oud. Bijna veertig jaar na de vroege dood, in augustus 1977, van zijn beroemdste patient. Sindsdien steeds achtervolgd door controverse. En na 1995 niet langer bevoegd om het beroep van arts uit te oefenen, na een aanklacht van ‘overprescribing’ van geneesmiddelen. Ook na Elvis’ dood was dit al gebeurd, maar toen leidde dit tot vrijspraak.
In 2010 publiceerde Dr. Nick, zoals hij door Elvis en diens entourage werd genoemd, een boek met zijn eigen verhaal, met als strekking dat hij altijd het beste met Elvis voor had. En dat ook al die grote hoeveelheden pillen en andere middelen die hij hem voorschreef, waren bedoeld om te voorkomen dat Elvis zijn heil zocht bij ‘feelgood’-dokters zonder énige scrupule.
Voor een meer objectief verhaal kunnen we beter terecht bij Careless Love, de in 1999 verschenen afsluiting van de tweedelige, monumentale Elvis Presley-biografie van de Amerikaanse muziekhistoricus Peter Guralnick. Die geldt als betrouwbare autoriteit, en als iemand van bezonken oordeel en onderscheidingsvermogen.
Careless Love beschrijft het leven van Elvis Presley vanaf 1958. Vanaf 1967, toen Elvis hem voor het eerst raadpleegde (wegens slapeloosheid), figureert Dr. Nick voortdurend in dat verhaal – maar niet als de charlatan die later van hem gemaakt is. Ook bij Peter Guralnick is dit vooral gebaseerd op wat Nichopoulos zelf te vertellen heeft. Maar Guralnick heeft niet de reputatie van iemand die zich zo maar van alles op de mouw laat spelden.
Het beeld dat ontstaat, is dat Dr. Nick weliswaar fouten maakte, maar op de hoofdlijn integer en competent handelde. Zijn artsendiploma behaalde hij aan Vanderbilt University, in 1959. Toen hij voor het eerst met Elvis in contact kwam, werkte hij in Memphis in een bona fide groepspraktijk. Vanaf begin jaren zeventig werd hij Elvis’ vaste en soms fulltime dokter, die ook meeging op tournees.
Steeds meer kwam hij achter hoe hopeloos Elvis als patiënt was. Eigenwijs en eigenzinnig, niet of nauwelijks te sturen, en bovendien: niet te vertrouwen. Dat laatste zie je vaker bij verslaafden, en ook Dr. Nick moest na verloop van tijd vaststellen “that his patient had to be treated as an addict.” Niet vanwege ‘recreational drugs’, want dáár deed The King niet aan. Om geestverruiming was het hem nooit te doen, en ook van alcohol moest hij niks hebben. Maar aan andere middelen was zijn behoefte eindeloos: peppillen, slaappillen, antidepressiva, dieetpillen…
Steeds opnieuw weer probeerde Dr. Nick dit onder controle te houden, door doseringen geleidelijk te verminderen en placebo’s te verstrekken. Maar steeds opnieuw weer mislukte dit, doordat Elvis gewoon niet meewerkte en via andere artsen of pseudo-artsen aan zijn spullen kwam. Datzelfde gold voor zijn eetstoornis: het ontbrak hem aan de wilskracht en motivatie om daar echt mee te breken, met blijvend overgewicht als gevolg. Ook hier schrok Dr. Nick niet terug voor onconventionele methoden. Niet alleen schreef hij Elvis een dieet voor waar ook naar de inzichten van nu niks op aan te merken valt, ook maakte hij er een gewoonte van om bij Elvis langs te komen rond dinertijd, en dan zelf maar flink méé te eten opdat er voor Elvis minder over zou blijven.
Evenmin was George Nichopoulos het soort foute dokter dat een rijke en beroemde patiënt voor zichzelf monopoliseert. Steeds als Elvis, in die laatste handvol jaren van zijn leven, weer eens was ingestort, had overgedoseerd, of door weer een nieuwe ‘self-inflicted’ aandoening was getroffen, riep Dr. Nick de hulp in van andere artsen, soms complete teams van specialisten; of liet hij hem in een ziekenhuis opnemen.
Zonder fouten was Dr. Nick niet. Er waren episodes van belangenverstrengeling op financieel vlak: persoonlijke leningen bij Elvis, en pogingen om Elvis te betrekken bij ondoordachte zakelijke avonturen op niet-medisch terrein. En misschien, heeft hij ook zelf later onderkend, had hij eerder moeten luisteren naar waarschuwingen dat hij door blijvende associatie met iemand als Elvis zijn professionele geloofwaardigheid zou verliezen. Maar, schrijft Peter Guralnick, “Nick remained steadfast in his purpose; he believed against all the evidence of his senses that he could get Elvis straightened out.” De patiënt zelf dacht hier anders over.