DSW en de rest
Slecht nieuws maar er valt niet aan te ontkomen, aldus Chris Oomen over de premiestijging voor 2017 van DSW met maar liefst 9,4 procent. Tussen de vele reacties die het bericht direct op social media uitlokte, overheerste de opvatting dat het ministerie van VWS ons een rad voor ogen had gedraaid door te stellen dat de premiestijging van de zorgverzekeraars voor 2017 veel lager zou uitvallen.
Klopt dit? Hooguit gedeeltelijk verwacht ik. Ik denk niet dat slechts 3,5 procent haalbaar is, maar DSW is niet ‘de zorgverzekeraars’ maar slechts één zorgverzekeraar en bovendien een kleine. Voor 2016 kreeg DSW er 55.000 nieuwe verzekerden bij, een groei van maar liefst 10 procent. In dat jaar stak het uit de reserve per verzekerde 145 euro in een lagere zorgpremie. Alleen al voor die 55.000 nieuwe verzekerden voor een kleine zorgverzekeraar een relatief grote aanslag op de benodigde financiële reserve. Helaas vertelt Oomen er niet bij wat voor verzekerden hij erbij kreeg. Als dit mensen met een relatief hoge zorgconsumptie zijn, heeft hem dit over 2016 ook nog behoorlijk wat geld gekost. In ieder geval is het begrijpelijk dat Oomen nu zegt een reserve te moeten aanhouden die hoger is dan de vereiste solvabiliteit.
Wel is het de vraag of een van de argumenten die hij hiervoor aanvoert – namelijk om een toename van het aantal verzekerden te kunnen opvangen – geen wishful thinking is. DSW mag immers van de Nederlandse Zorgautoriteit zijn polis niet langer aanprijzen als een restitutiepolis. Omdat hij zorgaanbieders zonder contract niet meer dan het gemiddelde gecontracteerde tarief wil betalen, moet hij zijn polis een combinatiepolis gaan noemen. Dit is voor verzekerden een minder bekende – en minder makkelijk te begrijpen – term dan restitutiepolis.