Dweilen met de kraan open
Ik moest dezer dagen opnieuw naar het ziekenhuis. Niet vanwege de borstkanker, maar omdat mijn schouder zoveel pijn deed dat ik geen kopje meer kon optillen. Dat bleek veroorzaakt door een peesontsteking, de supraspinatuspees voor wie nieuwsgierig is. Ik kreeg een injectie met een ontstekingsremmer en een verwijzing naar de fysiotherapeut. De bedoeling is dat ik oefeningen ga doen, minstens een half jaar lang. En dat gaat ‘m niet worden, vrees ik.
Aan de fysiotherapeut ligt dat niet. Dat is een schat van een knul, helemaal glinsterend van enthousiasme. Nee, het ligt aan mij. Ik vind die oefeningen vervelend, het komt me niet uit, ik heb er geen zin in. Want door de injectie heb ik geen pijn meer, dus hoezo moet ik oefenen? Om te zorgen dat het niet terugkomt? Ja, maar niemand kan mij vertellen hoe groot de kans ik dat ik die ontsteking terugkrijg met oefenen versus zonder oefenen. De oefeningen leveren mij geen directe winst op. De eventuele winst is onzeker, en bovendien ergens ver weg in de toekomst.
En hier zie je in een notendop wat er gebeurt als je preventie aan het individu overlaat. Preventie is saai, het komt niet uit, het is vervelend, het is niet sexy. Je moet iets doen waar je geen zin in hebt, of iets laten waar je juist heel veel zin in hebt. En waarom? Om de kans op een aandoening of een groep van aandoeningen ergens in de verre toekomst kleiner te maken.
Artsen die acute aandoeningen behandelen, hebben dan ook meestal heel dankbare patiënten.
Voorkomen is beter dan genezen, maar genezen spreekt veel meer tot de verbeelding. Dat moet nu, het is snel, misschien best akelig, maar omdat je zoveel last hebt, speelt dat geen rol. Direct resultaat, spannend, sexy, iets waar je op verjaardagen over kunt vertellen. Artsen die acute aandoeningen behandelen hebben dan ook meestal heel dankbare patiënten. De cardioloog die al dotterend iemand voor de kaken van de dood weggrist, een vaatchirurg die een lekkend aneurysma repareert, een neuroradioloog die hersenschade voorkomt door een stolsel uit een bloedvat te peuteren. Helden zijn het, ze redden levens.
Nee, dan ik destijds. “Het is nodig dat u stopt met roken.” “U moet afvallen want het gewicht van uw buik zorgt ervoor dat u niet meer goed kunt ademen.” “Het is nu echt nodig dat u stopt met roken, want uw longfunctie is weer achteruitgegaan.” De waarschuwingen om toch echt te stoppen met roken, met drinken, meer te gaan bewegen, kunnen rekenen op nauwverholen ergernis. Nooit riep iemand: “O, dokter, u hebt mijn leven gered door mij te doen stoppen met roken.” Terwijl de acute aandoeningen van hierboven toch echt allemaal (mede) veroorzaakt worden door roken. En de behandelingen voor die aandoeningen zijn een vorm van dweilen met de kraan open.
Die onderwaardering voor preventie vinden we niet alleen in de geneeskunde. Een brandweerman die mensen uit een brandende woning redt, is een held. Misschien krijgt hij zelfs een medaille. De mensen die brandmelders en sprinklerinstallaties moeten installeren, vinden we geen helden. Die krijgen nooit een medaille als ze hun werk doen. Nee, we zuchten dat rookmelders verplicht zijn, we vinden sprinklerinstallaties te duur. Toen APK, veiligheidsriemen en helmen voor motorrijders en bromfietsers werden ingevoerd, vonden heel veel mensen dat in het beste geval onnodig en in het slechtste een kwaadaardige inperking van hun persoonlijke vrijheid. We blussen liever een brand dan dat we er een voorkomen.
Reuze jammer, want de grote klappers op het gebied van volksgezondheid zijn niet gemaakt door nieuwe behandelingen. Die behandelingen zijn zeker belangrijk, want niet alles is te voorkomen. Ik zou tenminste niet weten hoe je leukemie, multiple sclerose, epilepsie, reuma of borstkanker gericht kan voorkomen. Maar van heel veel ziektes is dat wel bekend. En de grote successen liggen op het gebied van de preventie.
De laatste cholera-epidemie in Nederland woedde in 1866 en 1867. Op een bevolking van 3,5 miljoen mensen vielen 21.000 doden. Ter vergelijking: aan COVID zijn sinds het begin van de meldingen ongeveer 22.000 mensen overleden, maar nu zijn we met 17 miljoen. De sterfte aan cholera toen was dus bijna 6 keer hoger dan nu aan COVID. Maar cholera is weg uit Nederland. Door scheiding van drinkwater en afvalwater komt cholera niet meer voor.
Tuberculose was een volksziekte. In het jaar 1900 stierven ongeveer 10.000 mensen aan tuberculose. Dit is relatief gezien ongeveer driemaal de huidige sterfte aan longkanker. In 1920 was de sterfte nog net zo hoog: 200 per 100.000. In 1940 was dat gedaald naar 50 per 100.000. Niet door gerichte therapie, want die kwam pas na WO II beschikbaar. Maar door meer welvaart, betere voeding, betere huisvesting, en voorlichting over de besmettingswijze. Campagnes over hoesthygiëne. “Niet spuwen” en “hand voor je mond als je hoest” komen uit de tuberculosebestrijding. De bevolking was gemotiveerd voor die maatregelen, want men was bang voor TBC in een mate die wij ons niet meer kunnen voorstellen.
Helaas geeft de overheid op het gebied van preventie blijk van grote labbekakkerigheid
Tegenwoordig zijn we niet meer echt bang voor ziektes. Eventjes voor COVID, maar dat is aan het wegtrekken. Want de moderne geneeskunde suggereert met grote kracht voor zo niet alles, dan toch wel voor heel veel een oplossing te hebben. We genezen liever dan we voorkomen. We dweilen liever dan dat we de kraan dichtdraaien.
De motivatie van het individu om zich gezond te gedragen in een omgeving die ongezond gedrag aanmoedigt is onvoldoende. We moeten het van de overheid hebben.
En helaas geeft de overheid op het gebied van preventie blijk van grote labbekakkerigheid. We geven op jaarbasis 50 miljard uit aan genezen. In 2015 ging een kleine 650 miljoen naar voorkomen, naar gezondheidsbevordering. En, toch bijzonder, de totale uitgaven aan preventie zijn tussen 2003 en 2015 gedaald. Dweilen met de kraan open.
Individuele vrijheid, vrees voor betutteling, eigen keuze als heilige koeien plus belangen van grote partijen zorgen ervoor dat er te weinig gebeurt. Het op een na ergste voorbeeld van overheidsfalen op dit gebied is asbest. De Romeinen wisten al dat slaven in de asbestmijnen gauw doodgingen. In de jaren voor WO I zijn in Engeland processen gevoerd door arbeiders wegens gezondheidsschade door asbest. En door hen gewonnen. Pas meer dan 60 jaar later kwamen er maatregelen die het gebruik van asbest aan banden leggen.
Het ergste voorbeeld is tabak. Elk jaar sterven in Nederland ruim 10.000 mensen aan longkanker, 37.000 aan hart- en vaatziekten en 5600 aan COPD. Dat is de hele Kuip vol. Sigaretten blijven echter gewoon verkrijgbaar.
Niemand draait de kraan dicht.