Earring

De ‘grote’ klassieke rockmuziek is een Angelsaksisch monopolie. Hoe dit precies komt, is een interessant verhaal, te lang om hier te vertellen. Maar er is natuurlijk ook de vraag: zijn er uitzonderingen op die regel?

Ja, die zijn er – twee in totaal. De eerste van die uitzonderingen is Scorpions. De tweede is Golden Earring. En met uitzonderingen bedoel ik: continentaal-Europese rockbands met een eigen en bijzondere stijl; met overtuigend bewezen ‘staying power’; met weinig bezettingswisselingen door de decennia heen. Plus natuurlijk: met een groot oeuvre van zelfgeschreven songs van wereldklasse.

De Earring startte al in 1961, dus nog voordat in 1963 The Beatles doorbraken. Scorpions begon in 1965, maar is vooral bekend als een grote band van de jaren tachtig. Dat het anno 2017 de Duitsers zijn die van de twee kunnen terugzien op het grootste commerciële succes, ook in de Verenigde Staten, komt vooral doordat die opereerden in het domein van de hardrock. Daar is de kwalitatieve concurrentie minder groot dan in de mainstream rock, en zijn meer potentiële fans te vinden van het soort waarvan je een bijna tribale loyaliteit kunt verwachten. Maar kijken we naar alleen de intrinsieke kwaliteit van de muziek zelf, dan blijkt Golden Earring een nóg grotere band dan Scorpions.

Beide bands brachten rockmuziek van het hoogste niveau: krachtig en gitaargedreven, en met een eigen signatuur. En zonder dat die signatuur, zoals je vaak bij mindere rockbands wél ziet, in wezen staat voor één-en-hetzelfde succesnummer dat in allerlei varianten van zelf-imitatie eindeloos wordt uitgemolken.

Niets van dat laatste bij Scorpions en Golden Earring. De Duitsers maakten zeker tien songs, elk met een eigen en onderscheidend geluid, die gerekend mogen worden tot het beste van zes decennia rockmuziek. (Met als hoogtepunt natuurlijk ‘Still Loving You’ uit 1984.)

Maar de Earring stijgt hier nog duidelijk bovenuit, met zeker 15 tot 20 songs die elk van historische klasse zijn. En dit is iets dat maar weinig Engelse of Amerikaanse bands het Haagse viertal kunnen nazeggen.

Als authentieke rockband kwam Golden Earring pas op gang na de komst, in 1968, van Barry Hay – vooral met de single ‘Back Home’ in 1970. Maar ook in de allereerste jaren van de Earring, toen Frank Krassenburg nog de leadzanger was, stond het talent van George Kooymans en Rinus Gerritsen al garant voor popmuziek die iets bijzonders had. Dit begon in 1965 met ‘Please Go’, gevolgd door nog sterkere nummers als ‘That Day’, ‘Sound of the Screaming Day’ en ‘Just a Little Bit of Peace In My Heart’.

Als wereldband brak de Earring natuurlijk door in 1973, met het door Barry en George geschreven ‘Radar Love’, hun grootste succes ooit. Na een wat moeilijker periode tweede helft jaren zeventig was het begin jaren tachtig opnieuw raak, met achtereenvolgens ‘Twilight Zone’ en ‘When the Lady Smiles’. En na een volgende down-periode tweede helft jaren tachtig kwam de band opnieuw terug in 1991, met de hitsingle ‘Going to The Run’, en een jaar later het akoestische succesalbum The Naked Truth.

Dit allemaal in ongewijzigde bezetting sinds in 1970 Cesar Zuiderwijk bij de Earring ging drummen. En tot op de dag van vandaag succesvol als live band – op 9 december staan ze in de Ziggo Dome.

Gelukkig krijgt de Earring in eigen land de brede erkenning die ze als geen andere Nederlandse act verdienen. Vooral de afgelopen paar jaren was er ook een hausse aan boeken over de band, zoals Golden Earring – de Amerikaanse droom door Robert Haagsma & Jeroen Ras, uit 2012; Het Den Haag van Golden Earring door Jan Sander, uit 2015; en de afgelopen september verschenen autobiografie Hay, die Barry schreef met hulp van Sander Donkers.

Deze week komt hier weer een nieuw boek bij. Dat heet Golden Earring in 50 songs, en is geschreven door Maarten Steenmeijer, hoogleraar Spaanse letterkunde en cultuur aan de Radboud Universiteit. Die is niet alleen een gedreven Earring-kenner, maar ook iemand die pop- en rockmuziek serieus neemt op een manier die je in universitair Nederland te weinig tegenkomt.

Vorig jaar april was Maarten een van de initiatiefnemers van een symposium, ‘Omzien in rock’, over de toekomst van de popbiografie in Nederland, waarvan de presentaties zijn gebundeld in een themanummer van het Tijdschrift voor Biografie. Twee van de bijdragen kunt u online lezen: de inleidende beschouwing van Maarten Steenmeijer zelf en zijn Radboud-collega Dennis Kersten; en Rutger Vahl over Herman Brood en de Nederlandse popbiografie. Allemaal zeer aanbevolen.

Delen