Eenrichtingsverkeer

Terwijl de Tweede Kamer gisteren debatteerde over de langdurige zorg, maakte de uitslag van een enquête van Mezzo en Een Vandaag duidelijk dat de strekking van dit debat nog mijlenver van de algemene bevolking af staat. De uitslag van deze enquête luidt dat ongeveer de helft van de Nederlanders bereid is om mantelzorg te verlenen aan een naaste, maar dat de meesten hierbij vooral denken aan ondersteunende taken in het huishouden. Met intieme zorgtaken heeft 63 procent moeite.

Toch is het wel degelijk de bedoeling van de overheid dat wij wat meer gaan overhebben voor onze oudere medemens dan boodschappen doen, de ramen wassen of de vuilnisbak buiten zetten. Bij deze zaken gaat het om huishoudelijke hulp, niet om zorg. Maar het zijn naast deze praktische alledaagse handelingen juist ook de zorgtaken die het de oudere medemens mogelijk moeten maken om langer in de vertrouwde woonomgeving te blijven wonen en minder snel een beroep te doen op de formele zorg. Helpen de steunkousen aan te trekken. Helpen de tanden of het kunstgebit te poetsen. En ook de dingen waarmee de geënquêteerden zeggen zulke moeite te hebben, zoals helpen met aankleden, douchen en wc-bezoek. De dingen dus waarvan wij het volkomen logisch vinden dat onze ouders ze voor ons deden toen we dat zelf nog niet konden. Dat van ons gevraagd kan worden dat wij dezelfde dingen later ooit ook weer eens terug doen voor onze ouders, daar schrikken we van. Daar betalen we liever anderen voor. Liever dan dat we elkaar eens hardop de vraag stellen waarom we het eigenlijk zo’n schrikbeeld vinden dit voor ze over te hebben.

Delen