Eigen bijdrage

Bijna negentig is ze, mijn oudtante Saar. Na het overlijden van mijn oudoom Flip ging haar gezondheid achteruit. Sinds vorige zomer verblijft ze permanent in een AWBZ-instelling. De hoogte van de maandelijkse eigen bijdrage hiervoor varieert van € 152,- tot € 2189,-. Saar las kort na haar opname dat de hoogte van het box 3-vermogen vanaf 2013 een grote rol speelt bij de bepaling van de eigen bijdrage. Dat is juist. Niet alleen tellen de box 3-inkomsten mee, waarbij wordt uitgegaan van een rendement van 4 procent over het vermogen boven de vrijstelling van € 21.139,-, het bijdrageplichtige inkomen wordt ook nog eens verhoogd met 8 procent van dit vermogen.

Natuurlijk moet de zorg betaalbaar, goed en toegankelijk blijven

Verlaging van het box 3-vermogen kan desgewenst bereikt worden door het doen van (fiscale) schenkingen. Maar Saar koos voor een andere oplossing. Mijn drie nichtjes kregen door het overlijden van oom Flip ieder een vordering op tante Saar die opeisbaar is bij haar overlijden. Bij testament had Flip meer omstandigheden kunnen benoemen waarin de vorderingen opeisbaar worden. De opname in een AWBZ-instelling is er daar één van. Dit had Flip echter niet bepaald. Wat niet hindert, want ook zonder een dergelijke bepaling in het testament staat het de langstlevende echtgenoot vrij om de vorderingen van de kinderen eerder te voldoen. En dat deed tante Saar dan ook in september 2012. Daarmee voorkomt ze niet dat ze in 2013 een hoge bijdrage moet vol-doen. Immers, de peildatum voor het vermogen ligt twee jaar terug en is dus 1 januari 2011. Maar het beperkt wel haar bijdrage vanaf 2015.

Natuurlijk moet de zorg betaalbaar, goed en toegankelijk voor iedereen blijven. De vraag die gesteld moet worden, is of het rechtvaardig is om de rekening hiervoor neer te leggen bij de spaarzame burger die al zijn leven lang is aangeslagen voor deze inkomsten. Je zou er bijna financieel losbandig van worden.

 

Delen