Felle strijd
Bij het overlijden van voetballer Johan Cruijff ging het in de berichtgeving behalve over zijn dood en de herinnering aan zijn illustere carrière vooral ook over het feit dat hij een ‘strijd’ heeft gevoerd tegen zijn ziekte. Op de website over hem wordt zelfs gesproken van een ‘felle strijd’.
Over dat begrip strijd in relatie tot kanker wordt de laatste tijd veel discussie gevoerd, en begrijpelijk. Als kankerpatiënt heb je simpelweg het geluk dat de behandeling aanslaat of de pech dat dit niet zo is. Natuurlijk kun je als patiënt veel doen om tijdens de behandeling je gezondheidstoestand en je balans te bewaken, bijvoorbeeld door een goed voedings- en bewegingspatroon en door te blijven werken als je daartoe in staat bent. Maar van een strijd spreken wekt de suggestie dat meer wordt verwacht van de patiënt. Het was bewonderenswaardig van wielerfanaat Huib Kloosterhuis dat hij afgelopen weekend in de Volkskrant een lans brak voor de opvatting dat opgeven ook een optie is. ‘Vergeet niet om ruimte te maken voor de dood’, schreef hij. En met de dood voor ogen lijkt me dat een belangrijk cadeau dat iemand zichzelf en zijn naasten kan geven.
Kun je bij een ziekte als bij Johan Cruijff welk spreken van strijd?
Léon Collaris noemde het op Twitter een ‘goed en indrukwekkend’ artikel. Hij heeft zelf kanker en houdt hierover een blog bij: www.leonblogt.nl. Niet heroïsch maar menselijk, vol van twijfels, maar ook met ruimte voor humor en levenslust. En muziek. Hij bundelde de blogs tot nu toe in een boek met een cd waarop hij zelf als zanger te horen is. Niet strijdvaardig maar ingetogen. En de opbrengst gaat nog naar kankeronderzoek ook.
3 reacties
De vraag is of patient dat zichzelf kan geven. M.i. Moet
Behandelaar ruimte bieden en doelen behandeling helder krijgen. Evenals de investering( wat zijn de bijwerkingen). Zoals
Zo mooi door Atul Gawande verwoord.
Yvonne G. Van Ingen
25 maart 2016 / 22:05Een aantal jaren terug zette Zomergast, Jolande Withuis, die waanzin rondom de strijd tegen kanker al in een realistischer perspectief. Zij had de mazzel dat de behandeling tegen borstkanker aansloeg. ‘En denk je,’ zei ze tegen de interviewer, ‘dat een tweetal vriendinnen van me, ook met borstkanker, niet net zo graag hadden willen doorleven?’
Het is mooi en tevens bitter nodig dat artsen over hun schroom stappen en een meer realistisch verhaal vertellen. Dat ze daar in te veel gevallen communicatief de vaardigheden niet toe hebben, is een kwestie van training en opleiding. Hun gebrek aan moed mag niet leiden tot valse hoop bij de patiënt.
Kritische collega’s of andere zorgverleners rondom hen kunnen daarin een belangrijke kan spelen. Een suggestie: zit er eens bij en luister eens kritisch. Laat ook een collega bij jou meeluisteren.
Dan gloort er hoop en ‘wat is een leven zonder hoop,’ vroeg zich ooit een wijs man af?
Binnenkort fietsen er weer een heleboel mensen tegen een berg op. Vol goede bedoelingen, ben ik bereid aan te nemen, en allemaal levend in de illusie dat ze iets bijdragen aan de ‘strijd’.
Hun hoop is veelal een illusie, waarbij ik valse hoop rangschik in de categorie desillusies.
Mooi dat Huub Kloosterhuis zichzelf en zijn omgeving die desillusie bespaarde. Hij gunde zichzelf en zijn naasten tijd voor een passend afscheid van het leven. Misschien kwam dat inzicht wel doordat hij veel fietste.
Joep Scholten
26 maart 2016 / 11:56Mooie reactie Joep, bedankt daarvoor.
@Yvonne: ik denk dat het erg individueel bepaald is of de patiënt het zichzelf wel of niet kan geven. Toen mijn moeder hoorde dat genezing niet meer mogelijk was, kreeg ze een medicamenteuze behandeling aangeboden die enkele maanden levensverlenging kon bieden. Resoluut zei ze: “Nee bedankt dokter, aan mijn lijf geen polonaise meer”. Maar ik ben het zonder meer met je eens dat de arts zijn rol hoort te nemen om goede uitleg te bieden over de grenzen van het medisch handelen.
Frank van Wijck
26 maart 2016 / 13:32