Geen schoonheidsprijs
“De maatschappij evolueert gewoon deze kant op”, zegt hoogleraar dermatologie Tamar Nijsten van het Erasmus MC. Met dit ‘deze kant op’ bedoelt hij dat steeds meer mensen de weg naar cosmetische behandelingen weten te vinden, en hij voert dit aan als verantwoording voor het gegeven dat dit universitair medisch centrum een academische opleiding voor cosmetische dermatologie gaat bieden. “Er is een enorme vraag en dat moet je zo goed mogelijk organiseren”, stelt Nijsten.
Dat is waar, en de Nederlandse Vereniging voor Plastische Chirurgie ijvert hier dan ook al jaren voor. Ze heeft een commissie kwaliteit die onder andere verantwoordelijk is voor de visitatie van aangesloten plastisch chirurgen, waarbij ze kijkt naar zaken als praktijkvoering en nascholing. Steeds meer particuliere klinieken melden op hun websites expliciet dat bij hen uitsluitend plastisch chirurgen werken die lid zijn van de NVPC. De cliënt weet dan welke kwaliteit hij mag verwachten.
Dat er daarnaast ook andersoortige artsen zijn die cosmetische verrichtingen aanbieden, is waar. Dat de cliënt onvoldoende zicht heeft op de kwaliteit die zij bieden ook. Maar betekent dit dat het nodig is dat een UMC een opleiding tot cosmetische dermatologie gaat bieden? Het argument dat Nijsten hiervoor aanvoert – “Nou, ik verwacht dat er werkloze dermatologen gaan komen” – is weinig steekhoudend. Het klinkt als: “Nou, we leiden ze nou eenmaal op en ze moeten toch wat te doen hebben als ze klaar zijn”. Het zou logischer zijn als de dermatologen de opleidingscapaciteit aanpassen aan de verwachte behoefte. In plaats daarvan kiezen ze nu dus voor de ontwikkeling van een nieuw verdienmodel voor dermatologen. Dat verdient geen schoonheidsprijs.