Geen simpele conclusies

Begin deze week publiceerde The Commonwealth Fund een ranglijst van elf zorgstelsels in rijke industrielanden. Het Fund is een Amerikaanse stichting, opgericht in 1918 en ruimhartig gefinancierd door welgestelde ondernemers(families), die zich sterk maakt voor een betere en doelmatiger gezondheidszorg, vooral voor sociaal zwakke bevolkingsgroepen.

Wat springt naar voren uit de 2014 Update van het jaarlijkse Mirror, Mirror on the Wall-onderzoek van het Fund? Allereerst dat in de ‘overall ranking’, het Verenigd Koninkrijk het beste scoort, en de Verenigde Staten helemaal onderaan staan op plaats 11. En dat Nederland met Duitsland een gedeelde plaats 5 en 6 inneemt.

Davis_Mirror_2014_ES1_for_web

Dit laatste komt als een verrassing: wij waren toch nummer één? Ja, dat waren en zijn we nog steeds, maar in een ander onderzoek, waarover zodirect meer. Maar goed: plaats 5 tot 6 dus – wat moeten we hier dan van denken? Om te beginnen misschien dit: dat al die extreme oordelen over ons eigen zorgstelsel, zoals die in allerlei verhitte discussies voorbijkomen, best wat mogen worden gerelativeerd. Dus nee: de hervorming van 2006 heeft ons niet rampzalig doen afzinken naar de alleronderste regionen van de internationale stelselhiërarchie. Maar ook: de tevredenheid waarmee door anderen juist met regelmaat is vastgesteld dat wij internationaal de besten zijn, is al evenzeer misplaatst.

En die toppositie voor de Britten dan, in combinatie met die onderste plek voor de VS en met Nederland daar zo mooi tussenin? Bevestigt dit niet het gelijk van zij die vinden dat een extreem ‘marktgericht’ stelsel, met een hoofdrol voor op winst beluste verzekeraars, veel slechter functioneert dan een systeem waarin de overheid als ‘single-payer’ optreedt en verzekeraars buitenspel staan? Kijk naar de Britse National Health Service (NHS): single-payer pur sang.

Maar kijk dan meteen ook even naar Canada: ook al zo’n veelgenoemd single-payer voorbeeld. Dat staat in de Commonwealth Fund-ranking op plaats 10, dus maar één plaats hoger dan de VS. En wordt in die onderste regionen direct voorafgegaan door Frankrijk, Nieuw-Zeeland en Noorwegen; en ook dat zijn geen landen met zorgstelsels die je primair associeert met een hoge mate van ‘vrije markt’.

En dan is er dat andere onderzoek, ook al met een traditie van jaren, waarin Nederland steeds wél in de absolute top scoort. De Euro Health Consumer Index dus, met Nederland in de meest recente aflevering, die van 2013, op inderdaad die mooie eerste plek. En met Schotland en Engeland hier op respectievelijk plaats 13 en 14.

Schermafbeelding 2014-06-20 om 16.50.16

De verklaring voor deze discrepantie zit hem in dat concept van een ‘overall ranking’, die in beide onderzoeken een samenstel is van een groot aantal uiteenlopende dimensies en indicatoren. En hoe je die precies meet, en hoe zwaar je elk daarvan precies mee laat wegen, is medebepalend voor de uitkomst.

Dit neemt niet weg dat het opvallend is hoe in het onderzoek van The Commonwealth Fund, de Britten op bijna alle punten het beste scoren. Niet alleen op dat van ‘equity’, ofwel het element van sociale gelijkheid, wat je normaal gesproken ook zou verwachten. Maar ook op de kwaliteit, de toegankelijkheid en de doelmatigheid van de geboden zorg. (Met alleen een uitschieter naar beneden, op plaats 10, voor ‘healthy lives’. Maar dat is niet alleen maar een stelselkarakteristiek, maar ook en vooral een indicator voor de leefstijl van de doorsnee burger. Misschien wel al die fish en – vooral – chips?)

Dus toch een opsteker voor de voorstanders, die je ook bij ons in Nederland hebt, van een stelsel van single-payer? Zwakker wordt hun ‘case’ in elk geval niet door deze uitkomsten. Die bovendien weer eens laten zien dat beeldvorming in de media, die in grote regionen van vooral de Engelse dagbladenwereld rabiaat anti-NHS zijn, soms weinig te maken heeft met de echte werkelijkheid van alledag.

Maar boven deze blog staat niet voor niets: Geen simpele conclusies. Want wat moeten we dan weer denken, als het niet alleen de (rechts-conservatieve) media zijn die steeds alarm slaan, maar ook Britse artsen en verpleegkundigen? Want ook dit zien we de afgelopen jaren in het Verenigd Koninkrijk steeds meer: harde, vaak emotionele kritiek afkomstig uit medisch-professionele kring zelf, op de verloedering van de NHS door een steeds verdergaande bureaucratisering en een steeds zwaardere nadruk op kwantitatieve ‘targets’ en financiële parameters. (Lees bijvoorbeeld deze noodkreet, eerder deze week in de Mail Online, van een tot wanhoop gedreven Britse chirurg.)

Het blijft dus hoe dan ook ingewikkeld. Als de NHS toch nog steeds zo hoog scoort, in een internationale stelselvergelijking als die van The Commonwealth Fund, is dit dan ondánks die recente veranderingen? Of worden de negatieve kanten daarvan juist zwaar overdreven, en is het effect ervan per saldo juist positief?

Hoe dit laatste nou precies zit, durf ik niet te zeggen. Maar een ding weet ik wel: internationale stelselvergelijking is een boeiende en waarschijnlijk ook leerzame zaak. Maar voordat je er ook eenduidige conclusies uit kunt trekken, die zich laten vertalen in een zinnig beleid van concrete aanpassing en verbetering, hebben we echt nog wel even te gaan.

Delen