Het stigma van cosmetisch
Een mooie oproep van Edith Schippers: kom met een voorstel dat ik niet kan weigeren. Haar boodschap is gericht aan de plastisch chirurgen, en het voorstel dat ze wil horen, is een toetsbare methode om te bepalen wanneer een ingreep medisch noodzakelijk is en wanneer die alleen dient om iemand mooier te maken. Slagen de plastisch chirurgen hierin, dan wil Schippers onderzoeken of het mogelijk is om die behandelingen weer in de basisverzekering te krijgen.
Op het eerste gezicht een opmerkelijke uitdaging, want plastisch chirurgische behandelingen bij verminkingen en ernstige lichamelijke beperkingen zitten nu natuurlijk ook al in het basispakket. Denk bijvoorbeeld maar aan de verminkingen door brandwonden of door vuurwerk. Toen ik in 2009 plastisch chirurg Hans de Bruijn van Medisch Spectrum Twente interviewde voor Algemeen Dagblad, zei hij: “We verrichten misschien tien facelifts per jaar, maar we doen wel vijftien ingrepen per week bij mensen met huidkanker. Als je het bij elkaar optelt, denk ik dat de gemiddelde plastisch chirurg 80 procent functionele ingrepen verricht en slechts 20 procent cosmetische.”
Waarom ontstond dan toch discussie over de vergoeding van plastische chirurgie in het basispakket? Voor het antwoord op die vraag moeten we terug naar de periode rond de eeuwwisseling, toen een aantal plastisch chirurgen dacht ondernemer te zijn en met een particuliere kliniek veel geld te kunnen verdienen. De meesten vergisten zich, maar met die beweging ontstond wel het beeld dat plastische chirurgie en cosmetische chirurgie synoniemen zijn. Volkomen ten onrechte, maar de plastisch chirurgen hebben lang gewacht om dat beeld te nuanceren. Nu hebben ze de kans. Ik ben benieuwd waar ze mee komen.