Hoogst en laagst
Afgelopen week verscheen het jaarlijkse brancherapport van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen. Dat trekt, zegt de NVZ, geen beleidsconclusies en geeft evenmin standpunten weer. Maar bevat wel flink wat harde feiten en cijfers die de moeite van het signaleren waard zijn.
Zoals een vergelijking tussen de gezondheidszorg in Nederland en elders in West-Europa. Dan scoren wij opvallend vaak óf het hoogst óf juist het laagst. Het hoogst, in de kwaliteit van ons zorgstelsel zoals gemeten in de European Health Consumer Index. Het hoogst ook in het percentage van ons bruto nationaal product (bbp), namelijk 11,2, dat we besteden aan gezondheidszorg. Maar dit cijfer is vooral zo hoog door het hoge bbp-percentage dat wordt besteed aan niet-curatieve zorg: met 7,4 opnieuw het hoogste in West-Europa.
Wat ons direct brengt bij de ‘laagste-van-allemaal’-scores, om te beginnen de bestedingen aan curatieve gezondheidszorg. Die bedragen slechts 3,7 procent van ons bbp, tegen 5 procent of nog iets meer in koplopers Frankrijk, Zwitserland en Denemarken. Verder telt Nederland het minste artsen per 1000 inwoners (1,6, tegen 3,9 in koploper Oostenrijk), maar ook het laagste percentage inwoners (0,3) dat ‘onthouden is van zorg’.
Niet vreemd dus dat de meeste Nederlanders niet wakker liggen van de kosten van de curatieve zorg, en ook – blijkt regelmatig uit onderzoek – tevreden zijn met de kwaliteit van die zorg. En voor zover er wel kritiek is, betreft die niet primair het functioneren van de branche zelf. Net vandaag publiceert onderzoekbureau Intomart GfK het resultaat van een enquête onder 1500 Nederlanders. Een vraag betreft de oorzaken van de stijging van de zorgpremies, en dan wijst slechts 24 procent van de respondenten naar ‘inefficiënt werken door zorgverleners’ en meer dan 40 procent naar ‘teveel bureaucratie’ en ‘politieke beslissingen’.
Maar blijft dit ook zo? De NVZ wijst erop dat naarmate landen rijker zijn, een hoger bbp-percentage aan zorg wordt besteed. En nemen we de Verenigde Staten als voorland, dan zullen we, ‘als de langjarige trend doorzet’, over zeven à acht jaar anderhalf keer zoveel aan zorg uitgeven als nu.
Verder hebben veel burgers geen helder idee van wat ze aan (curatieve) zorg kwijt zijn. Niet meer dan een kwart van alle zorguitgaven, benadrukt opnieuw de NVZ, loopt direct via de portemonnee van de burger, vooral in de vorm van verzekeringspremies. De rest wordt opgebracht via vooral inhoudingen op het salaris.
Maar, voeg ik hier zelf aan toe, één categorie burgers heeft wel degelijk een scherp beeld van de hoogte van de zorgkosten, namelijk 65-plusser. Die hebben geen salaris meer, en dus ook geen werkgeversbijdrage, en merken daardoor veel directer, in hun verzekeringspremies en in hun belastingaanslag, hoeveel ze voor gezondheidszorg betalen. En vooral ook ouderen, blijkt uit de Intomart GfK-enquête, zijn het meest ontevreden over de komst van meer marktwerking in de zorg.
En ouderen krijgen we de komende jaren relatief steeds meer. En dus ook een gemiddeld kritischer kijk op de prijs en kwaliteit van onze gezondheidszorg?