Kán
Vorig jaar nog besloten VUmc en AMC hun fusieplannen op de lange baan te schuiven. Maar een jaar later ziet de situatie er dankzij de ‘informele visie’ van de Autoriteit Consument & Markt ineens weer heel anders uit: de twee organisaties zetten hun fusieplannen door.
Het bericht lokte op de bekende nieuwssites voor de zorg en op social media meteen de vraag uit: wat is de meerwaarde van die fusie? Toen ik vorig jaar Wouter Bos, bestuurder van VUmc interviewde, stelde ik hem die vraag uiteraard ook. Hij zei toen dat de fusie beide partijen kan versterken om de door hen gedefinieerde onderzoeksgebieden nog beter tot hun recht te laten komen. De fusie kán daarmee een rol spelen om de beste onderzoekers binnen de organisatie te houden, zei hij erbij, te voorkomen dus dat ze de wijk nemen naar onderzoeksinstituten die hen meer uitdaging te bieden hebben. “En de kracht van verdergaande samenwerking in research kán zijn dat dit leidt tot een internationaal betere concurrentiepositie en een breder arsenaal aan kennis om uit te putten”, zei hij ook. De nadruk op ‘kán’ is niet van mij, die legde Bos zelf.
In de jaren negentig hield ik voor Medisch Nieuws interviews bij ziekenhuizen over wat hen een onderscheidende positie gaf in hun werkgebied. Een van de vragen daarbij was: wie zijn jullie concurrenten? Degene die ik bij het AMC sprak, zei toen: “Wij hebben in Nederland geen concurrenten.” Ik vond dat toen wel een tikkeltje arrogant. Maar als de fusie met VUmc doorgaat en succesvol wordt, kán het waar zijn.