Keuzevrijheid
Op het moment dat ik deze column schrijf, is ons land even in de ban van sneeuw en ijs.
Het is wonderlijk wat een beetje vrieskou doet met ons Nederlanders. Schaatsen worden geslepen en de koek en zopie wordt klaargezet. Besmettingscijfers maken in het nieuwsbulletin plaats voor de laatst gemeten ijsdikte in Friesland. Hoeveel graden heeft het gevroren vannacht? Wanneer treedt de dooi in? We nemen het krabben van de voorruit en de dichtgevroren portieren van de auto maar al te graag voor lief. En wanen ons even op de wintersportlocatie die niet kan worden bezocht dit jaar.
Helaas ben ik niet zo voor het schaatsen in de wieg gelegd. Meestal laat ik dan ook de uitnodiging om een rondje te gaan schaatsen, aan mij voorbij gaan. In mijn geval een verstandige en weloverwogen keuze, ingegeven om fysiek leed te voorkomen. Een logisch en simpel besluit waarmee ik niemand in de weg zit.
‘We worden gelukkig als er iets te kiezen valt’
Zelf kunnen kiezen is een onderwerp dat door de coronacrisis weer enorm veel aandacht krijgt. Het werpt in deze tijd complexe vraagstukken en dilemma’s op en toont aan hoezeer wij gehecht zijn aan onze keuzevrijheid. We schijnen gelukkig te worden als er iets te kiezen valt en merken nu hoezeer we in ons geluk worden beperkt als dat niet het geval is.
Het onderwerp keuzevrijheid in de zorg staat bij VvAA al een tijdje op de kaart. Deze periode doet mij opnieuw beseffen hoezeer die keuzevrijheid van belang is. Allereerst voor patiënten natuurlijk. Maar ook voor de mensen die de zorg leveren, zoals ikzelf. Het stelt ons in staat om een omgeving te creëren waarin we ons prettig voelen en zo optimaal kunnen zorgen voor onze patiënten. Daarmee draagt keuzevrijheid bij aan professioneel geluk en werkplezier. Het is het een cruciale factor voor een waardevolle en bezielde carrière als zorgprofessional.