Knarsetandend
Eind vorige week had ik een interview bij een eerstelijns zorgaanbieder die sinds de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning moet vechten voor zijn bestaan. Een gemeente die dwarsligt in het aanbestedingstraject, concurrerende aanbieders die zeggen goedkoper te zijn, ontevreden werknemers, een noodgedwongen fusie om wat meer financiële armslag te krijgen. Het bekende werk, voor wie de ontwikkelingen in de AWBZ en Wmo volgt.
Wat blijkt? Deze aanbieder moet zó hard trappelen om het hoofd boven water te houden dat – zeker met de krimpende personeelsbezetting na een reorganisatie – niemand meer de tijd heeft om de subsidiegelden in de wacht te slepen waarop zo’n organisatie nu eenmaal recht heeft. Ook terugvorderingen op de loonbelastingen en sociale verzekeringspremies bleven liggen omdat de organisatie er simpelweg niet aan toe kwam.
Gelukkig bestaan er bureaus die erin gespecialiseerd zijn om organisaties te helpen met het alsnog binnenhalen van deze gelden. Natuurlijk vragen die bureaus daar dan ook wel weer geld voor, maar in ieder geval veel minder dan wat die organisaties aan subsidie- en belastinggelden tegoed hebben. Degene van de organisatie die ik sprak, kon zijn frustratie over de gang van zaken nauwelijks onderdrukken, en dat kan ik hem ook niet kwalijk nemen.