Maakbaarheid
De kleine setting van Cordaan in mijn buurtje waar zo’n twintig ernstig verstandelijk beperkten wonen gaat tegen de vlakte. Het gebouw voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd en wordt vervangen door nieuwbouw. Via brieven worden we als buurtbewoners keurig op de hoogte gehouden van de vorderingen.
Dat deze setting er is gekomen, is een uitvloeisel van het maakbaarheidsdenken: we stoppen deze mensen niet meer weg in de bossen, maar plaatsen ze gewoon in een woonwijk, zodat ze integreren met de buurtbewoners. Tot die integratie is het nooit gekomen, daarvoor is meer nodig dan mensen bij elkaar zetten. De buurtbewoners hielden afstand, zeker tot de vrouw die ze collectief Willietoe zijn gaan noemen. Iedere dag stond zij al ’s ochtends vroeg voor het pand om tegen iedereen die langsliep met luide stem te roepen: “Ik ga naar Willie toe, Willie komt me halen.” Kinderen lachten haar uit, volwassenen negeerden haar.
Kinderen lachten haar uit, volwassenen negeerden haar
Hoe weinig de buurtbewoners zich aan deze mensen gelegen lieten liggen, bleek uit de bijeenkomst die werd belegd om hen voor te lichten over de werkzaamheden rond de nieuwbouw. De interesse ging uit naar de vraag hoe de overlast zou worden beperkt en of er geen groter gebouw voor in de plaats kwam, want twintig ‘van die mensen’ was echt wel genoeg. De vraag waar de bewoners gedurende de bouwtijd werden gehuisvest en wat zij daarvan vonden, werd niet gesteld. Wel maakte iemand het grapje: “Ik hoop maar dat Wille het ook weet.”
Tot zo ver maakbaarheid.