Narrow networks

Afgelopen maandag werden de uitkomsten gepubliceerd van een onderzoek naar het functioneren van ‘limited provider networks’, ook wel ‘narrow networks’ genoemd, in Massachusetts. Ofwel van de ‘ingeperkte vrijheid van artsenkeuze’, horend bij een nieuwe variant goedkope(re) zorgpolis waarvoor ambtenaren van de staat Massachusetts sinds enige tijd kunnen kiezen. Die uitkomsten waren voldoende opmerkelijk voor serieuze aandacht in nationale media van naam, zoals hier in The New Republic en hier in The New York Times. Het complete onderzoekverslag is te vinden op de website van het National Bureau of Economic Research.

‘Narrow networks’ van zorgaanbieders zijn in de Verenigde Staten niets nieuws. Al in de jaren negentig van de vorige eeuw waren ze een actueel issue, dat toen voor veel discussie en ontevredenheid zorgde. Reden voor verzekeraars om een tijd lang wat gas terug te nemen, maar in een nieuw streven naar reductie van kosten, of beter: van de voortgaande stijging van kosten, zijn die narrow networks intussen weer helemaal terug. Volgens cijfers van McKinsey gaat het hier om nationaal bezien 48 procent van alle polissen ‘in de meest populaire categorie’, waarbij van ’narrow’ wordt gesproken als een polis toegang biedt tot minder dan 70 procent van alle zorgaanbieders in een bepaalde regio.

Net als bij ons in Nederland, heeft deze inperking van vrijheid van artsen- en ziekenhuiskeuze tot felle discussie en protest geleid. In de woorden van senior editor Jonathan Cohn van The New Republic: “Some consumers have been unhappy (…) Doctors and hospitals have been even more angry, using the media and even the courts to pressure insurers into including them in their plans [polissen].” Maar nu is er dan, aldus nog steeds Jonathan Cohn, voor het eerst een empirische onderbouwing voor het zinvol voeren van deze vaak zo emotioneel beladen discussie, “the first serious attempt to assess the pluses and minuses of narrow networks.”

Ambtenaren in Massachusetts konden kiezen voor een polis met beperkte zorgaanbiederskeuze, met een premiekorting van ‘drie maanden gratis’. Van die optie maakte 10 procent gebruik, en het onderzoek door Jonathan Gruber van het Massachusetts Institute of Technology en Robin McKnight van Wellesley College, beiden econoom, richt zich op de al dan niet afwijkende ervaringen van en uitkomsten voor die groep. En die vallen, op het eerste gezicht, niet tegen.

De feitelijk gemaakte zorgkosten voor deze groep daalden met ruim een derde. Dit kwam door twee factoren: de keuze voor artsen en ziekenhuizen met lagere tarieven dan de concurrentie, én een verschuiving in het gemiddelde zorggebruik van tweedelijns- en SEH-zorg naar de eerstelijn. En de kwaliteit van de geleverde zorg? Die blijkt, aldus de onderzoekers, niet minder dan die bij verzekerden met duurdere polissen en meer vrijheid van keuze.

En dan nu een hele reeks kanttekeningen. Het gaat hier om nog slechts een ‘working paper’, dat nog niet het proces van peer review heeft doorlopen. Het is, beklemtonen ook de onderzoekers zelf, maar één casus, uit maar één periode – dus niet meer dan een aarzelende eerste aanzet tot verkrijgen van echt hard inzicht in deze complexe materie. En wat betreft die gemeten kwaliteit: die betreft alleen structuurfactoren, zoals het volgen van protocollen, en niet daadwerkelijke gezondheidsuitkomsten.

Een van de twee auteurs, Jonathan Gruber, is zelf als adviseur zeer nauw betrokken geweest bij het invoeren van Obamacare, de controversiële hervorming van Amerika’s zorgstelsel, en maakt zelf deel uit van een (politiek) kamp waar elke aanwijzing dat het met de kosten en kwaliteit van de zorg de goede kant uitgaat, méér dan uiterst welkom is. Tot nu toe kwam ik geen beschouwingen en commentaren tegen die zijn bevindingen en conclusies weerspreken, maar uitblijven zullen die zeker niet (en ik zal die hier dan als aanvulling toevoegen).

Ook heel belangrijk: de resultaten bleken gemiddeld beter te zijn als verzekerden met zo’n nieuwe polis wél gewoon bij hun ‘eigen’ huisarts konden blijven, en dus alleen voor de (relatief dure) tweede lijn met een ingeperkte keuze genoegen moesten nemen.

En dan is er natuurlijk nog de vraag wat dit nou betekent voor onze eigen, Nederlandse discussie over de vrijheid van artsenkeuze. Helemaal niets, wegens totale onvergelijkbaarheid van context? Of misschien wel iets – maar wat dan precies? Die antwoorden laat ik graag aan anderen over, maar tot besluit nog wel dit uit The New York Times: “Mr. Gruber says this study should not be the final word on narrow networks, but he said he hoped it would change the tenor of the debate about them.”

Delen