Niet goedkoper maar beter
Het wil maar niet lukken: me druk maken om die paar tientallen zorgbestuurders die meer blijken te verdienen dan de Balkenendenorm. Begrijp mij vooral niet verkeerd: ook ik besef natuurlijk reuze goed dat veel topsalarissen in de publieke en semipublieke sector totaal niet te rechtvaardigen zijn, zoals deze week nog eens kernachtig werd uitgelegd in een scherpe analyse in de Volkskrant, in termen van ‘dat is nu eenmaal wat de markt dicteert’.
Iedere arbeidsmarkteconoom of -socioloog weet dat de hoge salarissen van veel bestuurders niet worden bepaald door een open samenspel van vraag en aanbod op een transparante markt voor schaarse talenten. Maar dat we hier vooral te maken hebben met wederzijdse begunstiging binnen ons-kent-ons-achtige netwerken die vrijwel ongecontroleerd hun gang gaan. Vandaar dus die absurde salarissen voor, bijvoorbeeld, een directeur van zo maar ergens een provinciaal woningbouwvereniginkje, en in nog allerlei andere uithoeken van de (semi)publieke sector.
Maar ik heb het hier over zórgbestuurders – en dat is een wezenlijk apart verhaal. Met alle respect voor veel andere branches en professies: wie een ziekenhuis moet runnen, of een grote organisatie voor bijvoorbeeld ouderenzorg, heeft een van de moeilijkste beroepen ter wereld, dat bovendien als weinig andere de kans biedt om iets te presteren met enorme waarde. Maar dus ook, als keerzijde, met de kans om door te wanpresteren juist enorm veel schade aan te richten.
Wie écht in staat is om een groot ziekenhuis te runnen met een minimum aan medische fouten, een maximum aan behandelkwaliteit, met de medisch specialisten in het juiste gareel en met totale dienstbaarheid richting patiënten – die mag van mij wel vijf keer Balkenende krijgen. Net als de top van een grote thuiszorgorganisatie waar écht alles loopt zoals het hoort – want ook dit vergt een combinatie van inzet en vooral talent die heel schaars is, en dus ook heel waardevol en kostbaar.
Daarom moet de discussie over onze zorgbestuurders niet primair gaan over algemeen geldende inkomensplafonds. Dan ben je uiteindelijk misschien ietsje goedkoper uit, binnen het totaal van alle zorgkosten, maar blijf je zitten met de echte problemen. De branche blijft een veilige haven voor middelmatige talenten die daar nog steeds een inkomen kunnen verdienen dat in geen verhouding staat tot wat ze presteren. En je kunt nóg weer minder goed concurreren met het bedrijfsleven, in de strijd om de toptalenten die je juist in het acute belang van patiënten en cliënten zou moeten binden.
Dit vraagt om een agenda die niet focust op inkomensbeleid, maar op personeelsbeleid. Wat de gezondheidszorg nodig heeft, is niet goedkopere bestuurders maar betere bestuurders. En iedereen die een ook maar beetje volgt wat er allemaal misgaat, in sommige ziekenhuizen en organisaties voor langdurige zorg, aan tekortschietende dienstverlening en behandelkwaliteit, aan ruzies en vetes tussen bestuurders onderling, aan hoge vertrekpremies voor wie faalt – die beseft hoeveel hier nog te winnen valt.
1 reactie
Strakke argumentatie voor een goed salaris met een mogelijkheid op een bonus als vooraf gestelde, keiharde doelen worden behaald op het gebied van kwaliteit en organisatie.
Ruzie tussen specialisten en RvB: geen bonus. Lange wachtlijsten geen bonus. Ziekenhuis in de rode cijfers: geen bonus. En geen gezeur dat je er niets aan kon doen, als je echt zo goed bent had je dat wel opgelost.
En dan nog wat: wie bij zijn aanstelling al wil onderhandelen over een eventuele ontslagvergoeding wordt per definitie niet aangenomen. Wie zo weinig vertrouwen heeft in de eigen capaciteiten kunnen we niet gebruiken.
JD Uithof
17 januari 2013 / 11:47