Niet tellen maar snappen

Roos Mesman (consultant bij Twynstra Gudde) promoveerde afgelopen vrijdag bij de Universiteit van Tilburg op onderzoek naar het behandelvolume als kwaliteitscriterium. Ze concludeert dat de afkappunten voor volumenormen arbitrair zijn. In 2014, toen ze nog programmamanager was bij de Reinier Haga Groep, publiceerde ze ook al eens over volumenormen, toen in relatie tot de concentratie van spoedeisende zorg. Kwantiteit is geen garantie voor kwaliteit, was toen haar stelling.

Daarin heeft ze natuurlijk gelijk. Iets vaak doen kan je ook van onbewust onbekwaam bewust onbekwaam maken. Toch is een verband tussen iets vaker doen en er daardoor beter in worden wel aannemelijk. Al is het opvallend wat chirurgen zeggen in antwoord op de vraag waarom. Werken in vaste teams speelt een belangrijke rol, stellen ze; communicatie ook. En: multidisciplinaire diagnostiek om tot het juiste behandelplan te komen.

Het gaat om veel meer dan volume alleen

Met andere woorden: het gaat niet zozeer om de aantallen als om het toetsen van je eigen mening aan die van anderen en steeds met dezelfde mensen werken. Het gaat dus om veel meer dan het volume alleen. Daar waren de wetenschappelijke verenigingen en de zorgverzekeraars zelf inmiddels natuurlijk ook wel achter. Ook zij hebben geconcludeerd dat kijken naar het volume alleen geen zicht geeft op de effectiviteit van de behandeling in termen van wat de patiënt daar vervolgens aan heeft.

Maar juist daarom is het goed dat die aandacht voor de volumenormen er wel is geweest. Het heeft geleid tot het besef dat het niet alleen gaat om de vaardigheid van de chirurg, maar ook om wat de patiënt daaraan heeft. Niet alleen het proces dus, maar vooral ook de uitkomst.

Delen