Nu de aanbodkant

Alex Tabarrok is een Canadees-Amerikaanse econoom en hoogleraar aan George Mason University in Virginia. Samen met zijn meer bekende collega Tyler Cowen verzorgt hij Marginal Revolution, de meest invloedrijke economieblog van dit moment. Eind maart plaatste Tabarrok een bijdrage onder de titel Supply Side Health Care Reform, met als kernboodschap: “We fight over health care policy because we focus on demand and redistribution. We could reach greater agreement if we focused on supply and innovation.”

Waar Tabarrok op doelt, is de complete overheersing van het Amerikaanse publieke zorgdiscours door maar één issue, namelijk ‘voor of tegen Obamacare’. Door een maatschappelijk verdelingsvraagstuk dus: ‘Wie betaalt wat voor zijn gezondheidszorg?’ Heel belangrijk natuurlijk. Maar lang niet het enige dat telt, en extreem gevoelig voor politisering die een consensus onmogelijk maakt.

Het is daarom verstandiger, vindt Alex Tabarrok, om meer te focussen op issues die politiek minder verdeeldheid oproepen. En die vind je niet aan de vraagkant, bij een onderwerp zoals zorgverzekering; maar in de eerste plaats aan de aanbodkant. Issues dus die minder focussen op hoe de betalingslasten verdeeld zijn, en méér op wat in ruil voor die betaling precies wordt geleverd.

Tabarrok is niet zo naïef om te denken dat deze verschuiving is iets dat je van de ene op de andere dag doet, of dat de voorbeelden die hij zelf noemt (zoals meer prijstransparantie) wondermiddelen zullen blijken. Maar toch mag je hopen dat zo’n verandering van focus er gaat komen. Het moment lijkt er intussen ook rijp voor, nu de plannen van Donald Trump en zijn Republikeinen om Obamacare snel even ‘af te schaffen’, politiek alweer grotendeels zijn vastgelopen. En nu hierdoor de kans reëel is dat deze giftige splijtzwam komende tijd minder de voorpagina’s gaat beheersen dan afgelopen jaren steeds zo was.

Eén mooi voorbeeld van aandacht voor speciaal de aanbodzijde van de zorg, is een net verschenen boek met als titel American Sickness en met als ondertitel ‘How Healthcare Became Big Business and How You Can Take It Back’. Ik ga dit hier niet samenvatten, maar aanbevelen kan ik het zeker, alleen al vanwege de hoofdstukken over de rol van ziekenhuizen en van artsen. De auteur, Elisabeth Rosenthal, is niet alleen voormalig journalist van The New York Times. Ze was dáárvoor zelf praktiserend – en aan Harvard opgeleid – arts, en weet dus waarover zij het heeft. Namelijk: over de shockerende financiële inhaligheid, ten koste van burgers en patiënten, van organisaties en professionals met feitelijke monopoliemacht in een branche waar marktfalen de norm is zonder dat de politiek hier iets tegen wil of kan doen.

Vandaar ook de extreme inkomens die in Amerika’s gezondheidszorg worden verdiend. Door bestuurders van zorgverzekeraars (miljoenen dollars per jaar); door bestuurders van ziekenhuizen (idem, ook als die ziekenhuizen ‘non-profit’ zijn); maar ook door artsen (al gauw zo’n 300.000 tot 500.000 dollar per jaar). En zolang de institutionele structuren die deze ‘medische afpersing’ faciliteren niet worden aangepakt, kan je je nog zo druk maken om hoe verder het stelsel van zorgverzekering in elkaar zit – het echte issue blijft dan buiten schot.

Ook het zorgdiscours in Nederland stond de afgelopen jaren compleet in het teken van de ‘vraagkant’

Ook het zorgdiscours in Nederland stond de afgelopen jaren compleet in het teken van de ‘vraagkant’. Dit was niet alléén de schuld van zij die dit aanwakkerden met die dubbele onwaarheid dat ons zorgstelsel ‘slecht functioneert’ en dat dit ‘de schuld van de verzekeraars’ is. Andere partijen, en andersdenkenden, hebben veel te weinig moeite gedaan om hiertegenover ook andere kwesties op de publieke agenda te zetten. Met als ultieme absurditeit de complete reductie, in de afgelopen verkiezingsstrijd, van het zorgdiscours in Nederland tot enkel en alleen het (vraagkant)issue van het eigen risico.

Ook hier moet de aanbodkant daarom meer aandacht gaan krijgen. Voor een deel zijn dit andere kwesties dan die in de Verenigde Staten. Hoewel ook bij ons de inkomens van speciaal artsen naar internationale maatstaven hoog zijn, gaat een vergelijking met de excessen in Amerika niet op. Maar ook hier zijn er volop issues die te maken hebben met die ene, publiekelijk veel te weinig gestelde kernvraag: wat krijgen we, als burgers, verzekerden en patiënten, nou eigenlijk precies terúg voor het vele geld dat we aan zorg uitgeven?

Dat praat je dus over kwaliteit, en over de verhouding tussen kwaliteit en prijs; over uitkomsten en over transparantie; over zinnige versus onzinnige zorg; over preventie versus cure; over substitutie van dure zorg; over ketenzorg en geïntegreerde zorg; en over nog veel meer.

Het is zeker niet zo dat er op deze verbeterfronten niks gebeurt. Er gebeurt gelukkig juist van alles, in beleid en in de praktijk. Maar tot nu krijgt dit in het politieke discours en in publieksmedia nog geen fractie van de aandacht die het verdient. En ontbreekt hierdoor een belangrijke stimulans die kan bevorderen dat er nog veel méér gebeurt.

Maar net als in Amerika is er ook hier reden voor wat optimisme. Net zoals de Republikeinse stokers tegen Obamacare, zijn ook bij ons de vergiftigers van het zorgdiscours inmiddels gedwongen om wat tonen lager te zingen. In Amerika gebeurde dit pas een paar maanden ná de verkiezingen, maar bij ons meteen al op 15 maart zelf. Rijk rekenen moeten we ons meteen nog niet. Maar voor een komende periode van versnelde ‘supply side health care reform’ staan de sterren niet ongunstig.

Delen