Perpetuum mobile

“Ik heb moeten procederen om dat voor elkaar te krijgen.” Laat even tot je doordringen hoe belachelijk dit is in de context waarin het is gezegd.

Die context is deze: op achttienjarige leeftijd hield Otwin van Dijk een hoge dwarslaesie over aan het breken van een nekwervel. Hij viel daarmee in de categorie waarmee hij recht had op een elektrische rolstoel (40.000 gulden) en een handbewogen rolstoel (5.000 gulden). Hij wilde volstaan met een lichte sportrolstoel (6.000 gulden). Dat mocht dus niet zomaar, van degenen die daar over gaan.

Zijn conclusie nu, jaren later – nu hij na een periode als politicus en burgemeester ziekenhuisbestuurder is geworden – is deze: beter luisteren naar de patiënt kan leiden tot kostenbesparing. “We moeten ons afvragen: doen we wel de goede dingen op de goede plek?”, is de vraag die hij nu opwerpt.

De juiste reactie is natuurlijk niet die pil voor te schrijven, maar te vragen waaróm iemand zo slecht slaapt

Het meest aangehaalde voorbeeld om te illustreren dat dit beslist niet altijd gebeurt in de zorg, is de huisarts die een slaappil voorschrijft aan de patiënt die zegt de laatste tijd zo slecht te slapen. De juiste reactie is natuurlijk niet die pil voor te schrijven, maar te vragen waaróm iemand zo slecht slaapt. Flinke kans dat het antwoord daarop duidelijk maakt dat geen sprake is van een zorgprobleem, maar van schulden, eenzaamheid of zorgen om een kind.

Een probleem dus dat de zorg niet kan oplossen. Maar iedereen die in de zorg werkt, kent veel meer voorbeelden van problemen die niet om een zorgoplossing vragen, maar waarbij de zorg toch uit gewoonte in actie komt. Op deze manier blijft de zorg het monster dat zichzelf steeds weer in zijn staart bijt. En blijft degene die zich ertoe wendt ten onrechte het stempel ‘patiënt’ krijgen.

Delen