Retoriek en realiteit
Vorige week was de NHS weer in het nieuws. Zoals dit bijna iedere week gebeurt; en soms lijkt het wel, voor wie een beetje de Britse media volgt, dat dit bijna iedere dág raak is.
Met zijn 1,7 miljoen medewerkers is de National Health Service de op vier na grootste werkgever ter wereld. (De grootste is het Amerikaanse ministerie van Defensie, met 3,2 miljoen; daarna volgen de Chinese strijdkrachten, Walmart en McDonald’s.) Het NHS-budget voor 2012-2013 bedraagt ruim 108 miljard pond, dus zo’n 128 miljard euro, en staat net als bij zorgstelsels in andere rijke landen onder zware financiële druk, door trends als de vergrijzing en de golf van nieuwe medische technologie.
Vandaar ook dat iedere Britse regering, ongeacht de politieke kleur, vernieuwingen bedenkt die de NHS kostenefficiënter moeten maken. Ook vorige week stond dit issue centraal en keurde het Hogerhuis nieuwe voorstellen van de Conservatief-Liberale coalitie van premier David Cameron goed, die moeten zorgen voor meer concurrentie bij de aanbesteding van diensten zoals NHS-patiënten die ontvangen.
Voor die laatsten blijft ook nu weer hét kernbeginsel van de NHS overeind: dat de dienstverlening ‘at the point of use’, zoals dit heet, voor iedere Britse ingezetene gratis is, doordat de NHS nu eenmaal helemaal wordt gefinancierd uit collectieve middelen. Zorgverzekeraars spelen hierbij geen rol. En hoewel veel Britse huisartsen zelfstandig ondernemer zijn, met een contract met de NHS, zijn bijvoorbeeld medisch specialisten normaal gesproken in loondienst bij de ziekenhuizen waar ze werken; en kan je in algemene zin rustig zeggen dat de Britten met de NHS een ‘staatsgerund’ zorgstelsel hebben.
Vandaar ook dat diezelfde NHS politiek zo gevoelig ligt. Anders dan ons Nederlandse zorgstelsel, is de NHS voor velen een kroonjuweel van één specifieke politieke partij, en de erfenis van één specifiek persoon: Labour-minister van gezondheid Aneurin Bevan, onder wiens regie de NHS in 1948 het licht zag.
Bij iedere poging om de NHS te moderniseren, ontstaat hierdoor vanzelf politiek rumoer en veel politieke retoriek. Maar hierbij kan schijn vaak bedriegen. Ook David Camerons Conservatieven benadrukken bij iedere gelegenheid dat de NHS bij hen ‘veilig’ is, en dat ze die nooit zullen privatiseren. En ondanks alle protest van de Labour-oppositie tegen de hervormingen van nu, sluiten die in veel opzichten aan op het beleid van de regering van Labour-premier Tony Blair in de periode 1997-2007.
Ook voor de Britse media is de NHS een veelgebruikte kapstok voor politieke stemmingmakerij. En ook hier zien we een voorspelbare tweedeling. Met traditioneel linkse kranten, zoals de Daily Mirror, die luidkeels oppositie voeren tegen David Camerons hervormingen. En traditioneel rechtse kranten, zoals de Daily Telegraph en de Daily Mail, die het andere geluid laten horen. Vooral de Daily Mail pakt bijna dagelijks zwaar uit met sensationele voorbeelden van geldverspilling en falende dienstverlening, met als onderliggende teneur dat een zo grote en logge overheidsbureaucratie ook niet anders kán dan slecht functioneren.
Maar ook hiervan moet de betekenis worden gerelativeerd. Ondanks die permanente anti-NHS-campagne in veel Britse dagbladen met hoge oplages, blijkt de overgrote meerderheid van alle burgers de NHS primair te beoordelen op hun eigen, persoonlijke ervaringen. En dit levert door de jaren heen een stabiele approval rate op van zo’n 90 procent. Iets waar ik steeds aan moet denken als hier in Nederland weer eens vanuit de medische wereld wordt geklaagd over een onverdiend ‘slechte pers’, zoals pas nog door de medische staf van een ziekenhuis in Zeeland. Als Britse dokters zich net zo overgevoelig zouden opstellen, hadden ze hier meteen een dubbele dagtaak aan. Maar ze zijn gelukkig verstandiger (net als dit geluid uit Duitsland).