Schoenmaker blijf bij je leest

Marith Volp, Tweede Kamerlid voor de PvdA, stelt dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg verpleeghuizen met kwaliteitsproblemen meer moet coachen om de kwaliteit te verbeteren. De nadruk ligt nu te veel op sancties, vindt ze, wat verpleeghuizen alleen maar krampachtig maakt. En bovendien: niet alle onderdelen waarop de Inspectie controleert – en zo nodig sanctionerend optreedt – zijn zinvol, stelt Volp. Als voorbeelden noemt ze de tentbedden waarin bewoners veilig kunnen slapen of sommige vormen van domotica, die door de Inspectie allebei onder de noemer vrijheidsbeperkende maatregelen worden geschaard.

Wat dit laatste betreft moet ik Volp gelijk geven. Inzet van domotica kan meerwaarde hebben voor bewoners. En als het team met de bewoner (en/of diens familie) tot de beslissing komt dat de toepassing van een tentbed een goede oplossing is, dan is de vraag gerechtvaardigd of de Inspectie hierover nog een mening mag hebben. Als de zorg in verpleeghuizen meer cliëntgericht moet worden, mag van de Inspectie worden verwacht dat ze ook meer cliëntgericht toezicht houdt. Ze zet hierin ook stappen.

De bestuurder is de coach. De Inspectie moet toezien

Maar optreden als coach? Het is niet aan de Inspectie om verpleeghuizen actief te begeleiden bij het verbeteren van de kwaliteit. Afgezien van de vraag of ze voldoende menskracht heeft om hieraan invulling te geven, is het simpelweg haar taak niet. Het is aan de bestuurder om een omgeving te creëren waarin de medewerkers de ruimte krijgen om die kwaliteit te bieden. Dit blijkt in de praktijk ook mogelijk te zijn, er zijn voldoende voorbeelden van verpleeghuizen die dit goed doen. Die krijgen niet meer geld dan de verpleeghuizen die onderpresteren en ze krijgen ook geen extra hulp van de Inspectie. De bestuurder is de coach. De Inspectie moet toezien of de coaching het gewenste effect heeft, maar moet niet op diens stoel gaan zitten.

Delen