Sex & Drinks & Rock & Roll

Gisteren overleed Jack Bruce, pas 71 jaar oud. Voor kenners en echte liefhebbers van rockmuziek was hij een legendarische grootheid, maar de status van superster heeft hij nooit bereikt. Toch had dat laatste best gemogen, gezien zijn prestaties als lid van Cream, de Britse driemansband die van 1966 tot 1968 kort maar zeer hevig bestond.

Dat het juist Bruce’s toenmalige bandgenoot Eric Clapton was die later zo beroemd zou worden, was indertijd niet vanzelfsprekend. Als begenadigd leadgitarist drukte Clapton zwaar zijn stempel op die karakteristieke blues-rock van Cream. Maar de bijdrage van Jack Bruce was zo mogelijk nog belangrijker. Als basgitarist van allure. Als leadzanger. En vooral: als degene die de muziek schreef voor bijna al die prachtige nummers, waaronder ‘I Feel Free’, ‘Sunshine of Your Love’ en ‘White Room’.

Jack Bruce overleed door problemen met zijn lever. Of beter: problemen met de transplantatielever die hij in 2003 kreeg, nadat leverkanker was vastgesteld. Zelf schreef hij die ziekte toe aan de leefstijlexcessen in zijn jaren als rockster, en dan vooral zijn zware gebruik van heroïne. Maar in een voorstadium van zijn ziekte was bij hem al cirrose vastgesteld, en ook dát was een constante in zijn wilde decennia: een extreme intake van alcohol.

Jack Bruce was niet de enige rockster met een nieuwe lever. Lou Reed, die vorig najaar overleed, ook 71 jaar oud, kreeg een half jaar voor zijn dood nog een nieuwe lever in de vermaarde Cleveland Clinic. En veel eerder al, in 1994, was het de beurt van David Crosby, bekend van vooral The Byrds en Crosby, Stills & Nash (& soms Young). In al deze gevallen was drank een hoofdfactor, naast vooral heroïne en cocaïne, in een fatale mix van aandoeningen als cirrose en hepatitis C. En in al deze drie gevallen ook rezen vragen over de context van die transplantaties. Celebrities op al hoge(re) leeftijd, met een aantoonbaar verleden van onverantwoordelijk ongezonde leefstijl: moeten díe nou nog in aanmerking komen voor een donororgaan?

Dat ‘drugs’ en ‘rock’ vaak samengaan, is overbekend. Je kunt een lange lijst opstellen van groten die vaak langdurig, en soms extreem veel, heroïne en/of cocaïne gebruikten. Denk alleen al aan Keith Richards, Eric Clapton, Janis Joplin, Marianne Faithfull en Steve Tyler (van Aerosmith). Maar dat tegelijk alcohol een vaak minstens zo grote en schadelijke rol speelde, kreeg altijd een stuk minder aandacht. Waarschijnlijk omdat dit een minder ‘nieuw’ verschijnsel was, in de wereld van massa-entertainment. Maar met daarom nog niet minder grote, en vaak ontwrichtende, impact op het leven, en soms de dood, van de betrokkenen zelf.

Toen zomer 1964 The Beatles kort (en voor de enige keer) Nederland aandeden, voor twee concerten in een veilinghal in Blokker vlak bij Hoorn, lag Ringo Starr thuis in bed met keelontsteking. De band had daarom een invaldrummer bij zich. Deze Jimmy Nicol zou John, Paul en George ook verder nog een deel van die tournee vergezellen, tot in Australië. En een van de dingen die in die voor hem bijna surreële anderhalve week indruk maakten, was dit: “I thought I could drink and lay women with the best of them until I caught up with these guys.”

De Beatles dronken altijd. Voorop natuurlijk John Lennon, die zijn korte verblijf in Amsterdam voornamelijk doorbracht in bordelen, in meer-dan-stomdronken toestand. Maar ook de overige drie waren kampioen-innemers. Dit was al begonnen in de periode, van 1960 tot 1962, toen ze als nog onbekende band optraden in nachtclubs in Hamburg, waar een deel van hun betaling bestond uit onbeperkt gratis bier. Pas later, toen ze alternatieven ontdekten als marihuana en LSD, ging het met die drank wat kalmer aan. Maar halverwege de jaren zeventig, toen The Beatles als band niet meer bestonden, viel Ringo Starr ten prooi aan een zware alcoholverslaving, die hij later gelukkig definitief heeft overwonnen.

De lijst van rocksterren met een zwaar alcoholprobleem is lang – misschien nog wel langer dan die van de drugsgevallen. Met opnieuw Keith Richards natuurlijk, altijd wat gecamoufleerd door zijn heroïnegebruik. Diezelfde combinatie van ‘drugs én drank’ speelde ook jarenlang bij zie Eric Clapton (en bij Jack Bruce dus), bij David Bowie, bij Elton John, bij Pete Townshend (van The Who). En speelt, wat de drank betreft, min of meer nog stééds bij Ronnie Wood, die relatief kort geleden nog weer zwaar alcoholisch in de fout ging en hiermee de huidige tournee-comeback van The Rolling Stones ernstig in gevaar bracht. Nog weer andere legendarische drinkers/rocksterren waren Harry Nilsson en Gerry Rafferty, beiden overleden. En zijn, nog steeds in leven, Ozzie Osbourne en Lemmy Kilmister (van Motörhead).

Ook bij een paar legendarische sterfgevallen was alcohol waarschijnlijk, temidden van onvermijdelijke onduidelijkheden, zwaar in het spel. Toen Brian Jones, founding member van The Rolling Stones, zomer 1968 in zijn verwarmde privé-zwembad verdronk, was dit vermoedelijk onder invloed van een combinatie van kalmerende middelen en alcohol. En ook bij de dood, net als bij Brian Jones steeds op 27-jarige leeftijd, van Jimi Hendrix, Janis Joplin en Jim Morrison was waarschijnlijk drank een van de factoren. En de dood van drummer Keith Moon van The Who, in 1978, pas 32 jaar oud, was gevolg van een overdosis van pillen die hij voorgeschreven had gekregen om de effecten van alcohol-ontwenning te helpen verzachten.

Natuurlijk zijn er op deze regel, bij wijze van bevestiging, ook een paar opvallende uitzonderingen. Mick Jagger heeft fysiek nooit goed tegen veel drank gekund, en heeft als leadzanger zonder eigen instrument maar mét een atletisch veeleisende stage act, altijd goed op zijn fysieke conditie gelet.

Dat laatste gold zeker niet voor Elvis Presley. In het slotdecennium van diens korte leven, van 1935 tot 1977, werd hij grootverbruiker van stimulerende en (ter compensatie) kalmerende pillen, doorgaans gewoon op doktersrecept. Ook kreeg hij een steeds ernstiger overgewichtprobleem, door zijn ongeremde voorliefde voor vooral cheeseburgers en fried peanut butter and banana sandwiches. Maar op één ding kon The King eigenlijk nooit worden betrapt, en dat was het drinken van iets met alcohol.

Delen