Tandarts/schrijver Eric de Brabander – ‘Ik moet wel wat om handen hebben’
Naast tandarts is Eric de Brabander een productief schrijver. In Willemstad, Curaçao, trekt hij zich graag terug in zijn eigen wereld. “Inspiratie vind ik op elke straathoek.”
Tekst: Annemarie Bergfeld Beeld: Ellen Spijkstra
Na zijn studie tandheelkunde in Groningen begon Eric de Brabander (68) een praktijk op Curaçao, het eiland waar hij opgroeide. De praktijk in Willemstads kleurrijke wijk Otrobanda biedt tegenwoordig werk aan zeventien mensen. Met een onderbreking van enkele jaren voor een vervolgopleiding aan de Universiteit van Rochester, New York, werkt De Brabander hier nog steeds lange dagen. Aan pensioen moet hij niet denken. “Ik ben gezond, heb plezier in mijn werk en sta elke ochtend om half zeven op. Dan moet ik wel wat om handen hebben.” De Brabander geniet bekendheid als auteur. Hij schreef een verhalenbundel, vijf succesvolle romans waarvan er twee werden vertaald in het Engels en Papiaments en hij was coauteur van twee kinderboeken. Momenteel werkt hij aan een lijvige roman. Zijn Haarlemse uitgever In de Knipscheer hoop dit boek eind volgend jaar te kunnen presenteren als de eerste grote Caribische roman na Dubbelspel van Frank Martinus Arion uit 1973.
Stel kwakzalvers
Het schrijven begon rond de tijd dat beide kinderen de deur uitgingen. Zijn echtgenote, kunstenares Ellen Spijkstra, vroeg: ‘Ik ga tot mijn 95e door met keramiek, wat ga jíj doen na je pensioen?’ “Ik wist dat ik schrijven kon, had al ervaring met wetenschappelijke artikelen en dacht: laat ik eens aan een andere tak van sport beginnen.” In 2009 debuteerde hij met Het hiernamaals van Doña Lisa; het boek kwam meteen op de longlist van de Libris Literatuur Prijs.
De Brabander ziet zijn schrijven als hobby, net zoals hij graag zeilt en fietst – een deel van de MTB-tracks die hij wekelijks rijdt, kapte hij eigenhandig met zijn fietsclubvrienden vrij. Vorig jaar besloot hij in aanloop naar een pensioen dat er toch ooit moet komen, om elk jaar een halve dag per week minder te gaan werken. De dinsdag- en donderdagochtend zijn nu gereserveerd voor het schrijven. “Dan trek ik me terug in mijn eigen wereld en daar geniet ik van. Eén boek, Hot Brazilian Wax, schreef ik uit ergernis. Een stel kwakzalvers kreeg via het parlement grip op de uitvoering van de gezondheidszorg en schafte onder andere de drinkwaterfluoridering af. Razend was ik. Wetenschappelijk staat vast dat het supereffectief is en vooral in ontwikkelingslanden is kostenbesparende cariëspreventie belangrijk. Maar een boek uit ergernis schrijven doe ik nooit weer.”
Inspiratie vindt De Brabander op elke straathoek – een jeugdherinnering, een onderzoeksonderwerp van een collega, een verhaal dat een stokoude Venezolaanse apotheekhoudster hem vertelde – de setting is vaak een historische context. Het hiernamaals van Doña Lisa speelt tijdens de opstand op Curaçao in 1969 waarbij half Willemstad in de as gelegd werd. In De supermarkt van Vieira gaat hij terug naar 1961 toen Portugese vrijheidsstrijders in Willemstad een passagiersschip kaapten.
‘Ik ben een Zuid-Amerikaanse schrijver, eentje die in het Nederlands schrijft’
Recensenten scharen het werk van de schrijvende tandarts onder het magisch realisme. “Dat vind ik een mooi compliment. Hoewel bijvoorbeeld Mulisch met De ontdekking van de hemel een meesterlijk magisch werk schreef, is de stroming toch vooral groot in Zuid-Amerika. En ik ben een Zuid-Amerikaans schrijver, eentje die in het Nederlands schrijft.” Zelf bewondert hij auteurs als Oek de Jong en Jan Brokken. “Jan, die lang op Curaçao woonde, bijt zich vast in zijn onderwerpen en maakt er journalistieke romans van, dat is zijn grote kracht. Ik heb ook respect voor Tommy Wieringa, hoe scherp hij in zijn NRC-stukken zijn pijlen richt op Baudet en andere idioten in de politiek.” De Brabander trekt zich graag op aan de Colombiaan Álvaro Mutis. “In Nederland is hij minder bekend, maar in eigen land is hij net zo’n grootheid als Gabriel García Márquez. In 2013 zat ik in een obscuur café in een Colombiaans havenstadje waar ik met mijn boot lag. De voetbalwedstrijd op tv werd onderbroken met het nieuws van het overlijden van Álvaro Mutis. Het hele café viel stil, een vrouw begon te huilen, de cafébaas haalde een fles rum en reikte alle klanten een glas aan: ‘Wij moeten toosten op deze grote Colombiaan.’ Kom daar in Nederland eens om.”
Keizersgracht
Met regelmaat stapt De Brabander in het vliegtuig naar Schiphol voor boekpresentaties of lezingen. Of voor een bezoek aan de RUG waarvoor hij in Willemstad jaarlijks twee of drie studenten bij hun wetenschappelijke stage begeleidt. Gedurende vijfendertig jaar wisselde hij elke zomer zes weken van praktijk met collega-tandarts Mies Buisman aan de Amsterdamse Keizersgracht. “Het gaf de ouders van mijn vrouw Ellen de kans hun kleinkinderen wat langer te zien en ik vond het fantastisch: een paar weken sjieke tandheelkunde in Amsterdam.” Wat hij een enkele keer wel lastig vond, was de houding van patiënten. ”Dat veel Nederlanders een mening hebben, vaak zonder kennis van zaken, lijkt een volksziekte. Op Curaçao weet men: deze man heeft ervoor geleerd, en dat is voldoende voor een vertrouwensbasis. Met de COVID-19-crisis is het niet anders. In Nederland zijn er zeventien miljoen COVID-specialisten.”
‘Terwijl de verdoving inwerkt, tik ik soms snel een inval in’
Een ander verschil tussen werken op Curaçao en in Nederland: op het eiland zijn er, behalve de kaakchirurgie, geen tandheelkundige specialismen. “Orthodontie, parodontologie, implantologie, we doen het allemaal binnenshuis. We zijn supergeneralisten, heerlijk.”
Soms krijgt de tandarts een inval voor zijn roman-in-wording als hij over de behandelstoel gebogen zit. “Terwijl de verdoving moet inwerken, tik ik mijn ingeving snel in om het later uit te werken. Thuis trek ik me dan weer heerlijk terug in de wereld die ik zelf schep. Net als Ellen weet ik wat ik tot mijn vijfennegentigste ga doen.”
2 reacties
Leuk artikel!
Nos yu di Kòrsou!
Ingrid
14 juli 2021 / 06:00