In één team met de patiënt

Snelle ademhaling, voorover gebogen houding; ik schrik van zijn ademnood als ik hem in de wachtkamer zie zitten. Ondersteund door zijn dochter schuifelt hij mijn spreekkamer in. “Geef mij… maar gewoon… een kuurtje”, zegt hij waarbij hij tussendoor hapt naar adem. Na een paar puffen van zijn inhalator zakt zijn benauwdheid, en daarmee ook mijn eigen hartslag. Ik plof aan de andere kant van het bureau in mijn stoel en luister.

“Dokter, sorry hoor, zij heeft me hiernaar toe gesleept”, wijzend naar zijn dochter. Van mij mocht u dat kuurtje best telefonisch voorschrijven. Ik dacht nog effe bij het voetbalveld te gaan kijken vanochtend maar onderweg werd ik opeens zo benauwd”. En naar zijn dochter: “Doe effe niet zo naar me kijken joh! Die dokter heb wel wat beters te doen, dit wrak blijft nog wel even drijven.” Zij, bezorgd maar ook geïrriteerd: “Dokter, hij verwaarloost zichzelf, bietst weer sigaretten bij vrienden, en komt steeds vaker benauwd terug van een kleine wandeling. Hij moet écht wat gaan veranderen!”

Ik werp een blik op zijn dossier dat me uitnodigt om me aan te sluiten bij Kamp Dochter. “NB zorgmijder!” staat er dikgedrukt bovenaan zijn lijst met diagnoses. Oftewel: dokter, grijp je kans nu hij in je spreekkamer zit! Adviseer nu écht te stoppen met roken en laat hem vooral niet ontsnappen aan de ketens van de protocollaire zorg!

‘Jemig dokter, ik dacht dat die ziekte alleen mijn stomme schuld was’

Ik twijfel. Als ik inga op die uitnodiging hebben de patiënt én ik straks allebei een sigaret nodig om bij te komen van een moeizaam en veroordelend consult. Liever zit ik met de patiënt in één team. Ik gooi het over een andere boeg en vraag hem of ik wat mag vertellen over de tabaksindustrie. Dat wil hij wel, dus ik steek van wal: over hoe de sigaret met duizenden stoffen continu een beetje verslavender gemaakt wordt, zodat hij ze maar blijft kopen. “Echt? Mag dat dan?” Over hoe de industrie kinderen misleidt om hen via het vapen verslaafd te maken en zo hun dode klanten te kunnen vervangen. De dochter kijkt geschrokken. Ik kom op stoom. “Zelfs in sommige puffers wordt door de industrie geïnvesteerd, met als doel twee keer aan u te verdienen: eerst aan uw ziekte en dan aan uw medicijn.”

Nu begint hij boos te worden. Zij ook. Ik was het al. Maar ik ben nog lang niet klaar. “En nog iets waar we het over moeten hebben: wist u dat Nederland een belabberde luchtkwaliteit heeft? Elk jaar worden vijftigduizend mensen opgenomen in het ziekenhuis omdat er teveel fijnstof en stikstof in de lucht zit. En toch gaan we met z’n allen door met houtstoken, bizarre aantallen schijtende dieren in een stal proppen, toch krijgt de snelweg naast uw voetbalveld weer een baan erbij en maakt mijn artsenblaadje elke maand reclame voor nieuwe auto’s en verre vliegreizen!

“Jemig dokter, ik dacht dat die ziekte alleen mijn stomme schuld was, maar ik heb geloof ik ook last van een boel andere achterlijke gladiolen.” Zo, een gezamenlijke conclusie. Dat lucht op.

We besluiten een longaanval-actieplan op te stellen. Wat te doen als hij meer klachten krijgt, welke hulp er is bij stoppen met roken, waar op het internet hij de luchtkwaliteit kan volgen. Met een opvallend rechte rug loopt hij de spreekkamer uit.

Delen