Tegen de klok

Shared decision making in 10 tot 15 minuten, ga er maar aan staan. Om tot een beslissing te komen over de vraag of je wel of niet naar de parodontoloog moet als je pockets te diep worden zal het volstaan. Maar niet als je een keuze moet maken uit de behandelopties bij borst- of prostaatkanker. En ook niet als je als kind in de spreekkamer zit om te beslissen of het wel of niet raadzaam is de gebroken heup van je dementerende moeder te laten opereren.

Directievoorzitter Carina Hilders van het Reinier de Graaf Gasthuis in Delft heeft dus gelijk: ze zou een slechte directeur zijn als ze tegen een specialist zei: ‘Je redt het maar in 10 tot 15 minuten, anders gaat het ons te veel geld kosten.’ Sterker nog: ze zou waarschijnlijk ongelijk hebben. Wie ziek wordt zal aanvankelijk geneigd zijn behandeling van die ziekte als de meest logische optie te beschouwen. Maar dit kan veranderen als de arts de tijd neemt om in gesprek te gaan met die patiënt, zich te verdiepen in diens persoonlijke leefsituatie en verwachtingen over (de rest van) zijn leven, en uit te leggen welke opties er zijn om met die ziekte om te gaan. Niet – of niet meteen – behandelen kan dan ook voor de patiënt de meest verkieslijke optie blijken te zijn.

Het pleidooi van Hilders om niet meer uit te gaan van vaste, maar van flexibele consulttijden, snijdt dus hout. Als we shared decision making een kans willen geven om tot bloei te komen, moeten we het in de spreekkamer ook de ruimte geven die hiervoor nodig is. Valkuil hierbij is natuurlijk dat de patiënt die ruimte gaat claimen, ook in situaties waarin dit feitelijk geen nut heeft omdat de behandelopties beperkt zijn. Dat is een lastige.

Delen