Thuis

Een mens kan zich op de gekste plekken thuis voelen. Zelfs in een ziekenhuis, ontdekte ik vandaag. Elke ochtend stap ik over de drempel en leg de weg af naar ‘mijn’ afdeling. De ‘ziekenhuisgeur’ valt me al lang niet meer op. Ik wandel de gangen door, ploeter de trappen op, hijg boven uit bij het koffieapparaat voor m’n eerste bakje koffie. En onderweg kom ik eigenlijk elke dag wel andere mensen tegen. Patiënten. Mensen, die in het ziekenhuis zijn omdat het moet. Op weg naar een afspraak, of naar een opname. En elke dag weer dwing ik mezelf om me, al is het maar heel even, in te leven in hoe het voor die mensen is om nu door dat ziekenhuis te lopen.

Zo ook deze ochtend. Al lopend observeer ik de mensen die met me mee naar binnen druppelen. Vaak zie ik aan de tred dat iemand binnenkomt als patiënt. Zou hij of zij zich zorgen maken? Bang zijn, om zich over te moeten geven aan de grillen van de dokter, de machinerie van het ziekenhuis? Of houdt hij zich groot, worden de zenuwen verdrongen? Dit zijn natuurlijk mijn invullingen, maar ik probeer altijd wel om me te bewust te blijven dat het ziekenhuis voor de meeste mensen geen fijne plek is om te zijn.

Het klinkt misschien een beetje gek, dat ik daar zo m’n best voor moet doen. Maar zeker op zo’n vroege ochtend, en zeker in deze wonderlijke zomer, is dat wel zo. Want ik voel me wel op m’n gemak, zo binnen de muren van dit immens grote ziekenhuis. Ik heb prettige mensen op me heen, en voel me op m’n plek bij de oncologie. En elke dag weer ben ik nieuwsgierig wat de dag zal brengen, hoe het gaat met ‘mijn’ patiënten, wat ik nu weer ga leren en ontdekken. Bij alle eerdere co-schappen keek ik onbewust toch ook wel uit naar het moment dat ik er weer klaar mee zou zijn. Maar nu is het anders, ik zit er vol in en heb nog helemaal geen zin om weer boven water te komen. Realiseerde me vandaag ook, dat ik me er nog niks bij voor kan stellen dat ik hier nog maar drie weken ben. En dat de boel daarna gewoon door zal draaien, z’n gangetje zal gaan, maar dan zonder mij. Ja, ik voel me thuis, zo in het ziekenhuis.

En dat besef, hoe het voor patiënten moet zijn om in het ziekenhuis te liggen, zit als een soort waakhondje op m’n schouder. En blaft, als ik dat dreig te vergeten. Juist dat besef maakt dat ik soms een stapje extra zet, net een keertje vaker bij iemand binnenloop om ze op de hoogte te brengen. Daar gaat m’n waakhondje blij van kwispelen, en ik word er zelf ook blij van, te weten dat ik doe wat ik kan om bij te dragen aan… ja, aan wat? Dat patiënten zich misschien toch net een flintertje méér thuis voelen in de wondere wereld binnen de muren van het ziekenhuis.

Delen