Twee heldere uitgangspunten

De ene huisartspraktijk verwijst drie keer zoveel patiënten door naar een medisch specialist als de andere. Dit verschil wordt niet of nauwelijks verklaard uit verschillen in de patiëntenpopulatie tussen huisartsenpraktijken. En hoewel patiëntkenmerken wel van invloed zijn op het verwijsgedrag van de huisarts, verklaren ook die niet de enorme variatie in de verwijscijfers. Het aantal M+I-verrichtingen, de afstand tot het ziekenhuis, het al dan niet volgen van geneesmiddelrichtlijnen, werkdruk, de aanwezigheid van een praktijkondersteuner, het maakt allemaal niet uit. De variatie is er niet uit te verklaren.

In het licht van de beoogde transitie van de zorg van tweede naar eerste lijn mag de ernst van dit nieuws – de uitkomst van Nivel-onderzoek – niet worden onderschat. Bestuursvoorzitter Theo Langejan van de Nederlandse Zorgautoriteit wees er laatst al op dat nog nauwelijks inzicht bestaat in de kwaliteit van de huisartsenzorg. De onderzoeksresultaten waarmee Nivel nu naar buiten komt, lijken dit te staven. Maar als het de bedoeling is dat zorgverzekeraars minder zorg in de tweede lijn gaan inkopen en meer in de eerste lijn, ligt het wel voor de hand dat ze iets willen weten over de kwaliteit van wat ze inkopen. En dat ze daarbij het aantal doorverwijzingen als een van de maatstaven voor die kwaliteit zullen nemen.

Slechts twee dingen kan Nivel op basis van het onderzoek wél positief concluderen: dat minder wordt verwezen door praktijken waar de richtlijnen rondom verwijzen goed worden gevolgd en dat duopraktijken minder vaak doorverwijzen dan solopraktijken. De twee openingsvragen van de zorgverzekeraars in de onderhandelingen voor de zorginkoop bij huisartsen zijn hiermee duidelijk.

Delen