Uit de oude doos XXXVII
In de jaren vijftig heeft Arts en Auto een vaste technische rubriek. Lezers kunnen hierin hun prangende vragen op het gebied van auto’s stellen aan Ir. Fick van de technische dienst van de V.v.A.A. Geen zee te hoog, geen kwestie te netelig, de ingenieur geeft antwoord. Zelfs als het helemaal niet over autotechniek gaat.
In een Arts en Auto in 1956 helpt Ir. Fick de zoveelste lezer uit de problemen. De heer F.H.V.v.Z. te A. overweegt de aanschaf van een Amerikaanse wagen. Maar… zijn garage is niet berekend op ‘een wagen van dergelijke afmetingen’. Hij meldt dat in- en uitrijden wel mogelijk is, ‘maar alleen met uiterste zorg, een zorg die op den duur wellicht als een hinderlijke inconvenient zou kunnen worden gevoeld.’
Ingenieur en auto(garage)
‘Bestaat er’, zo vraagt V.Z. ‘een oplossing om telkens terugkerende schade aan wagen, garagedeuren, etcetera te voorkomen?’ Dat lijkt een lastige uitdaging, maar Ir. Fick weet raad. “Ik deel U mede dat de enige goede oplossing is het laten aanbrengen van 2 U-balken van 14 cm profiel met uitgebogen einden voor het oprijden bij smeerbruggen. De balken laat U met de vloer verankeren en op het eind last
U een ijzeren steun, zodat U daar met de voorwielen tegen aan kunt rijden.’
Een briljant idee van de ingenieur, al rest ons vandaag de dag de vraag hoe convenient het in- en uitstappen was?