Uit den ouden doos
Volgens Gert Olthuis, onderzoeker bij de vakgroep zorgesthetiek van de Universiteit Tilburg, is de investering van vierhonderd miljoen euro in het nieuwe Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch volkomen gerechtvaardigd. Hij stelt dit in de regionale krant Brabants Dagblad. Zijn onderbouwing van deze stelling is een typisch staaltje denken uit de oude doos.
In de eerste plaats verwijst Olthuis naar het gegeven dat ziekenhuizen hun vastgoed tegenwoordig zelf bekostigen. “Dus als er in Den Bosch sprake is van een solide financiële onderbouwing op basis van slimme onderhandelingen met de bank, dan lijkt me dat er geen sprake is van onverantwoorde nieuwbouw”, schrijft hij. Hierbij vergeet hij voor het gemak even hoeveel jaar met zo’n nieuwbouwtraject gemoeid is. Toen de knoop over die nieuwbouw werd doorgehakt, zag de wereld er anders uit. De economische crisis lag nog in de toekomst, en de discussie over spreiding en concentratie van ziekenhuisfuncties stond nog in de kinderschoenen. De overbodige moloch Orbis (in Sittard) moest nog worden opgeleverd en de kritiek erop moest nog losbarsten. En de discussie over substitutie van zorg van tweede naar eerste lijn werd nog hooguit aan de tekentafel gevoerd.
Verder verwijst Olthuis naar het gegeven dat in het kader van ketenzorg het ziekenhuis slechts één schakel is in de zorgverlening en dat samenwerking met de eerste lijn en de intramurale care onontbeerlijk is. Dat is waar. Maar waarom concludeert hij daaruit dat bundeling van ziekenhuisexpertise in één gebouw voor de hand ligt? Bundeling van de zorg waarin Jeroen Bosch excelleert in één gebouw had inderdaad voor de hand gelegen. Bundeling van álle zorg in één ziekenhuis is iets van vroeger.