Waar is de Nederlandse Dalrymple?

Veertien dagen geleden schreef ik over de unieke kennis van sociale trends en issues die artsen, vooral medisch specialisten, kunnen opdoen door gewoon hun ogen en oren open te houden. Want geen andere beroepsgroep heeft zó direct en indringend te maken met het complete spectrum van sociale, economische en culturele categorieën die tezamen onze samenleving vormen. Maar hier wordt te weinig mee gedaan.

Neem het front van publiceren. In de veelheid van geschreven woorden over de toestand van onze samenleving, zie ik in Nederland weinig bijdragen waarin medisch professionals hun inzichten prijs geven, opgedaan in behandel- en vooral spreekkamer, over wat mensen van nu beweegt, kenmerkt, onderscheidt of juist verbindt. En dat is jammer.

Neem nou de Britse arts Theodore Dalrymple. Diens bestsellers over ‘de moderne mens’ mogen dan wat eenzijdig (cultuur)pessimistisch van toon zijn, doordat de auteur kennelijk zelf zo in elkaar zit, maar boeiende leesstof is het daarom nog niet minder, ontleend als veel van zijn voorbeelden en waarnemingen zijn aan de realiteit van zijn eigen beroepspraktijk.

Dus waar blijft de Nederlandse Dalrymple? Natuurlijk hebben ook wij onze schrijvende dokters. Maar meestal hebben die het primair over hun eigen vak, en hooguit indirect over de (sociale) werkelijkheid daaromheen. Dit mag van mij dus gerust veranderen – en hier komt nog iets bij ook.

Niet héél recent maar wel nog in de voorlaatste decennia van de afgelopen eeuw, had je ook bij ons wel boekjes waarin dokters, vooral huisartsen, hun praktijkherinneringen optekenden. Dit gebeurde soms in een toonzetting die je op zijn best humoristisch en op zijn slechtst onaangenaam-neerbuigend kon noemen. Daarbij ging het wél over de patiënten, maar dan vooral in hun rol van hoofdpersonen in anekdotes met als rode draad hun eenvoudigheid van geest. Met een aaneenschakeling van domme vragen, het verkeerd begrijpen van eenvoudige voorschriften, en hilarische voorbeelden van misplaatste zelfdiagnose.

In die tijd was dit nog best verklaarbaar. Weinig burgers, en dan vooral ouderen, hadden toen zelf al een hogere opleiding. Artsen maakten nog deel uit van een kleine elite van mensen met een academisch denkniveau. Maar intussen is dit dramatisch veranderd, en in de doorsnee spraakkamer moet dit gevolgen hebben gehad. Het kan niet anders of het is intussen dagelijkse praktijk dat artsen te maken krijgen met patiënten van gelijk of vaak ook hoger intellectueel niveau. Niet in de zin van: voorzien van wat online bij elkaar gesprokkelde medische kennis. Maar in meer algemene zin: gezegend met een beter (ontwikkeld) stel hersenen dan die van de dokter zelf. En wat dát kan betekenen voor de interactie tussen arts en patiënt, bij het proces van diagnosestelling en het kiezen van een verstandig behandelplan – ook daar zou ik best wat over willen lezen.

Delen