Uitkomsten meten kán?
Je bent pas 31, met voltooide studies geneeskunde (in Utrecht) en business administration (Erasmus Universiteit), werkt al vijf jaar voor KPMG Plexus, bent gastdocent aan de Vrije Universiteit, en zit ook nog in de gemeenteraad van Utrecht (voor de VVD). Dan zullen we in de toekomst zeker nog meer van je gaan horen. En ook je promotie, afgelopen maand aan diezelfde Vrije Universiteit, op een thema met de weinig sensationele maar wél zo relevante titel The Dutch Health System Reform: Creating Value, wijst in diezelfde richting.
David Ikkersheim haalt in zijn proefschrift veel overhoop. Op grond van een combinatie van onder meer literatuurstudie, survey-onderzoek en interviews poneert hij een aantal conclusies, over uiteenlopende (ziekenhuis)zorgissues, die geen van alle helemaal nieuw zijn maar die wel, door de uitkomsten van zijn onderzoek, nog weer verder aan overtuigingskracht winnen.
Zoals: Dat er significant potentieel is voor het verbeteren van de kwaliteit van de Nederlandse zorg. Dat de meeste ziekenhuizen nog aan het begin staan van het organiseren van betrouwbare en veilige zorgprocessen. Dat niettemin in de periode 2006 tot 2009 de patiëntervaringen in de Nederlandse ziekenhuizen significant zijn verbeterd. Dat ziekenhuizen die op initiatief van zorgverzekeraars eerder hun resultaten openbaar moesten maken en ziekenhuizen die meer concurrentie ervaren, hun resultaten sneller verbeteren dan andere ziekenhuizen. Dat in de periode 2006-2009 ziekenhuizen fors efficiënter zijn gaan werken, en dat prijzen in het vrij onderhandelbare B-segment minder snel stijgen dan in het A-segment. (Maar ook dat de totale kosten blijven doorstijgen op een ‘niet duurzaam’ niveau van zo’n 7 procent per jaar, vooral door volumestijgingen in het B-segment.) En dat complexe zorg in Nederland te verspreid is, maar dat de basiszorg juist meer geconcentreerd moet worden (in de anderhalfde lijn).
Maar het interessantste zit in de staart. De positieve trends, en mogelijkheden tot ‘waardeverbetering van de zorg’, die David Ikkersheim signaleert, en die hij mede toeschrijft aan het invoering van een nieuw zorgstelsel in 2006, zijn niet meer dan een eerste stap. “Om daadwerkelijk de waarde van de zorg te verbeteren, dienen integrale uitkomsten van zorg gecontracteerd te worden en niet inspanningen die (mogelijk) leiden tot deze uitkomsten”, schrijft hij.
Ook dit is natuurlijk geen nieuw of exclusief inzicht: steeds vaker horen en lezen we de laatste tijd dat we toe zouden moeten naar outcome-financiering van onze gezondheidszorg, in plaats van te betalen voor verrichtingen als zodanig. Maar, schrijft Ikkersheim, “waar het meten van waarde van zorg lang een theoretisch vergezicht leek”, zou hier weleens snel verandering in kunnen komen. Gebleken is namelijk, dat door het ‘slim gebruiken’ van declaratiegegevens van Vektis, het databureau van de zorgverzekeraars, bij het merendeel van de zorgprocessen wel degelijk de waarde kan worden vastgesteld. Waarbij ‘waarde’ wordt opgevat als resultante van uitkomsten én kosten. En waarbij, indien nodig, ook nog gegevens kunnen worden betrokken die afkomstig zijn uit klinische registraties en Patient Reported Outcome Measures (maar vaak is dit niet eens nodig).
Ikkersheim grijpt hiermee terug op een onderzoek door zijn eigen KPMG Plexus, waarover al afgelopen najaar een rapport verscheen, en waar hij ook zelf aan heeft bijgedragen. Dat onderzoek en dat rapport kregen indertijd niet buitengewoon veel media-aandacht, wat eigenlijk best vreemd is. Vanwege de redelijk vérgaande claims die erin worden gedaan. En door de identiteit van de opdrachtgever van het onderzoek, want dat was Zorgverzekeraars Nederland.
Dus staan we, redelijk onopgemerkt maar toch, aan de vooravond van ingrijpende verandering?