Waarom ik van huisartsen hou

Heeft een gezondheidscheck wel of niet meerwaarde als je je kerngezond voelt? Het antwoord op deze vraag krijgen we niet op basis van het onderzoek van de Cochrane Collaboration, waarover de Volkskrant gisteren publiceerde. Volgens de onderzoekers levert een dergelijk onderzoek niets op in termen van het vaststellen van ziekten of sterftecijfers. Maar de roepers-langs-de-zijlijn die meteen zelfgenoegzaam ‘zie je wel’ zeiden, gingen voorbij aan het feit dat dit onderzoek betrekking had op de check-upmethoden die in de jaren zestig tot en met negentig gangbaar waren. De eventuele waarde van de beeldvormende technieken die sinds die tijd op de markt zijn gekomen, is dus niet meegenomen. Een volgende groep onderzoekers mag zich buigen over de vraag hoeveel verschil deze nieuwe technieken uitmaken. Het probleem is alleen dat er waarschijnlijk weer nóg nieuwere en betere technieken op de markt zijn tegen de tijd dat dit vervolgonderzoek afgerond is. Zo blijven onderzoekers bezig.

Belangrijker vind ik echter de vraag: moeten we het allemaal wel willen weten? Moeten we iedere afwijking in het lichaam – zelfs de geringste – al in kaart willen brengen in een stadium waarin nog niet eens duidelijk is of die zich ooit tot een ziektebeeld zal gaan ontwikkelen? Dat creëert een angstcultuur en legt een grote financiële druk op toegang tot de diagnostiek die binnen de basisverzekering wordt aangeboden. ‘Ik wil het weten dokter, u móet mij doorverwijzen’. Zie dan maar weer eens uit dat tweedelijns diagnostische circuit te komen, waar de basisregel geldt dat je ziek bent totdat je weer gezond verklaard bent. De beste gezondheidscheck is nog altijd de huisarts. Want huisartsen verklaren hun patiënten gewoon gezond totdat er een ziekte bij ze is vastgesteld, en dat doen ze nog bijzonder efficiënt ook. Daarom hou ik zo van huisartsen.

Delen