Wat krijg ik voor dat geld

Het kostenonderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit naar de tarieven in de mondzorg loopt vertraging op. Veel mondzorgaanbieders, waaronder tandartsen, zijn niet open over de kosten en opbrengsten van hun praktijk, stelt de NZa.

Het is vervelend dat dit gebeurt, maar bijzonder verrassend is het niet. Beide beroepsverenigingen – NMT en ANT – hadden zich al op voorhand kritisch over het onderzoek uitgelaten. De NMT had er moeite mee dat de overheid de tarieven in de mondzorg regisseert terwijl 80 procent van die mondzorg privaat wordt gefinancierd door de patiënten. En de ANT vond het krom dat het onderzoek gerelateerd is aan het norminkomen van de tandarts, terwijl er tandartsen zijn van dertig (die nog moeten investeren in de praktijkopbouw) en tandartsen van boven de zestig. Hoe bepaal je dan of een individuele tandarts te veel verdient ten opzichte van het norminkomen? Verder stelde de ANT zich op het standpunt dat het onderzoek weggegooid geld was, omdat het geen relatie legt met de kwaliteit van de geleverde zorg.

De NPCF vond het onderzoek goed, omdat de patiënt recht heeft op transparantie. En de zorgverzekeraars willen die transparantie ook. Zij willen weten hoe de prijs en de kwaliteit van de zorg zich tot elkaar verhouden. Als ze dat inzichtelijk hebben, kunnen ze gaan differentiëren in de tarieven in de mondzorg, net zoals ze dat in de fysiotherapie al doen. Als patiënt zou ik dit laatste een goede ontwikkeling vinden en snap ik dus ook dat er een kostenonderzoek moest komen. Want als de kosten inzichtelijk zijn, ligt de vervolgvraag voor de hand: “En wat krijg ik dan voor dat geld?” De weg naar transparantie over kwaliteit ligt daarmee open.

Delen