‘weerbarstig proces’

Ook in de gezondheidszorg draait alles, in de gevleugelde woorden van Joop den Uyl, om twee dingen. Om kwaliteit. En om kosten.

Over kosten horen we voortdurend van alles. In de media voor de zorgsector zelf, maar ook in algemene publieksmedia. Dit komt, denk ik, doordat alles wat te maken heeft met geld, nu eenmaal op een speciale manier tot de verbeelding spreekt. Maar ook doordat geldzaken zich makkelijk laten samenvatten in klinkende en overzichtelijke getallen, waarmee je als krant of tijdschrift soms stevig kunt uitpakken. Zoals afgelopen weken nog die ‘één miljard’ minder kostengroei die minister Schippers met een nieuwe ‘zorgdeal’ hoopt te realiseren. En die daling met ‘gemiddeld 5 procent’ van de kosten voor ziekenhuiszorg.

Bij kwaliteit ligt dit veel lastiger. Iedereen vindt vanzelfsprekend dat kwaliteit heel erg belangrijk is, zeker in de gezondheidszorg. En binnen en rond het zorgveld zelf groeit ook steeds meer een consensus over de wenselijkheid van het belonen van ‘uitkomsten’ (feitelijke gezondheidswinst) in plaats van het belonen van verrichtingen (pure productie) an sich. Maar een ‘mediageniek’ onderwerp is dit hiermee nog niet. Doordat het zich niet laat vangen in een klip-en-klare grootheid zoals geld; en doordat dit issue tot nu toe vooral theorie behelst, en nog maar weinig concrete praktijk.

Dit zal er mede toe hebben bijgedragen dat we in de media nauwelijks iets zijn tegengekomen over de brief die Edith Schippers begin juli naar de Tweede Kamer stuurde, over het onderwerp ‘Uitkomstbekostiging in de curatieve zorg’. Die brief ging vergezeld van een rapport over ditzelfde onderwerp, No cure, no pay, van Celsus, academie voor betaalbare zorg. Maar in beide documenten valt beslist veel interessants te lezen.

In principe, vinden de minister en de onderzoekers van Celsus, biedt ons huidige zorgstelsel zoals we dit sinds 2006 kennen, voldoende flexibiliteit om ook nu al, zonder nieuwe systeemingrepen, serieus met uitkomstbekostiging van start te gaan. Waarbij dit concept wordt omschreven als ‘bekostiging gericht op het stimuleren van goede uitkomsten van medische behandeling in termen van kwaliteit én kosten’.

Voorlopig, vindt de minister, is daarom geen ‘top-down invoering van uitkomstbekostiging’, met nieuwe ingrijpende hervormingen, aan de orde. Maar tegelijk laat ze er geen twijfel over bestaan, dat mocht de sector zelf op dit punt blijven aarzelen en traineren, er wel degelijk maatregelen zullen volgen.

Nog een hoofdreden om nu niet te ingrijpend van stapel te lopen, is dat echte, radicale uitkomstbekostiging alleen mogelijk is bij de gratie van het beschikbaar zijn van goede kwaliteitsindicatoren. Dat die tot nu toe in Nederland grosso modo ontbreken, is ‘de achilleshiel’ van ons zorgstelsel. En over de ontwikkeling van die indicatoren door het veld zelf, lezen we in het ministeriële schrijven, in beleefd-eufemistisch gekozen woorden, dat dit tot nu toe een ‘weerbarstig proces’ is gebleken.

Vandaar de komst van een nieuw Kwaliteitsinstituut voor de gezondheidszorg, geëquipeerd met ‘doorzettingsmacht’, dat – schrijft Edith Schippers – ‘de regie op de ontwikkeling van die indicatoren kan overnemen als veldpartijen hun verantwoordelijkheid daarin niet oppakken’. En ze besluit haar brief aan de Tweede Kamer met het voornemen om,  zodra ooit wél sprake is van ‘betekenisvol gebruik van kwaliteitsinformatie bij de inkoop en het aanbieden van zorg’, zich te zullen buigen over de ‘formulering en regulering van prestatiebeschrijvingen door de overheid’. Met als inzet de vraag of het dan misschien toch niet een goed idee is ‘om de huidige dragers voor financiering (zoals de dbc’s) te laten vervangen of te ondersteunen door een bekostigingstaal gebaseerd op kwaliteitsinformatie’.

En dat klinkt wel degelijk heel ambitieus.

Delen